men ontvangen worden (de werklieden vraagden my by hen te komen) maar ... maar ... de vloek is dat ik altyd geld moet vragen, want een vestiging in België zonder de schuldeischers in Brussel tevreden te hebben gesteld, is onmogelyk.
Ik kreeg een bezoek (tot myn grooten schrik) van de Ruyter, den bakker. Maar zie, de man, die een Gentenaar is, had myn voordragt in het Crombrugghe's genootschap bygewoond, en was lief en zacht. 't Was aandoenlyk. Hy liet jou en de kinderen vriendelyk groeten, en sprak lief van Edu en Non. Hy informeerde zich naar hun leeren en naar alles met hartelykheid. Hy had juist een staaltje bygewoond hoe de hollanders my vervolgen. (Vreede namelyk was binnen gekomen toen er na myn speech werd geapplaudisseerd. Zonder te weten wat ik gezegd, of zelfs waarover ik gesproken had, wou hy protesteren tegen dat applaudissement. (in de meening dat ik op holland had gescholden.)
Nu de werklui werden woedend, en 't rumoer was zoo groot, dat men hem niet tot rede brengen kon. Hy riep maar al: ‘ik ben een eerlyk hollander en wil myn land verdedigen.’ Men zegt dat hy een beetje dronken was, wyl hy van een diner kwam. Natuurlyk nam ieder, ook de hollanders, want de zaak was te gek,