Brieven. Deel 8. Multatuli-Busken Huet 1867
(1893)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 70]
| |
Gent. Een van den heer Rolin-Jaquemyns, en een van den secretaris van het Crombrugghe's Genootschap, beide over de ‘conferentie’ die ik houden zal, over... ik weet niet wat. Die heeren schryven zeer - hoe heet het - zeer in de hoogte stekend. Dat deed ook de heer Rooses, secretaris van het congres. Welnu, het is niet daardoor dat ik my bewegen liet aan die zaak deeltenemen. Ik ben geen letterkundige, ik houd niet van ‘spreken’ op kommando, ik geloof niet aan 't nut van zulke dingen, en boven alles ... ik ben schuw. De reden die my drong de voorstellen aan te nemen, ligt in de flauwe hoop dat ik misschien in Gent, of elders in Belgie iets vinden zal, waardoor ik in staat zal worden gesteld myne familie te laten komen. Een zeer klein vast inkomen zou my hiertoe doen besluiten. Wel is de hoop zeer flauw, maar 't zou kùnnen! Gy schynt het zeer druk te hebben, en ik kan nagaan dat alle schryvery u tegenstaat. Onlangs las ik in een ouden kronyk van een paar ridders die niet lezen konden. Ik was er jaloers van. Nu, maar daarom zal ik u verschoonen van een langen brief. Nog eens, hartelyk dank voor den uwen. | |
[pagina 71]
| |
Wees met uwe vrouw hartelyk gegroet van t.a.v. Douwes Dekker. Zou het als inbreuk op den regel beschouwd worden, indien ik verzocht my het honorarium over 15 Juli - Aug. wat vroeger dan gewoonlyk te zenden? Ik heb dat geld noodig om den 18den op reis te gaan. |
|