XXI.
Keulen, 23 April.
Waarde Heer Huet, Ik kryg daar een brief van myne vrouw die my 't ergste doet vreezen. Ze schryft dat er geen gevaar is, maar de geheele brief is zoo dat ik vreesselyk ongerust ben. De dokter heeft verboden dat ze verder dienst zou doen.
Wat ik nu doen moet weet ik niet. Doch misschien zou ik moeten trachten te Antwerpen geld te krygen om naar Milaan te reizen. Ik weet niet.
Hoe 't zy ik heb niets, en ik heb de f 25 over Maart - April niet ontvangen. Wilt ge my die zenden?
Adieu, t.a.v.
Douwes Dekker.