Brieven. Deel 8. Multatuli-Busken Huet 1867
(1893)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 40]
| |
maar ik mag niet boos zyn daar er toch blykt dat men zich moeite heeft gegeven. En hoe oud nu ook uw brief zy, toch ben ik er bly mee. En daarom schryf ik terstond. Dat gy zooveel notitie neemt van ‘Een en ander’ doet my goed, en die indruk zou blyven, al hadt ge veel meer en andere fouten te gispen dan de ... breedsprakigheid. Want dat is het. Ik zou dezelfde opmerking maken (doch er zyn twee antwoorden op) als ik zoo'n ding moest beoordeelen. Wat hebben Huyghens, Briseis en Huig de Groot met een Javaschen banjir te maken? Dit vraag ik zelf in ‘Wys my de plaats’ en zulke vragen zoudt gy telkens kunnen doen. Een antwoord is - o god zoo bitter - dat ik soms myn fantaisie haar gang moet laten gaan omdat er vellen druks noodig zyn. En 't tweede, minder verdrietig en tevens oorzaak dat ik de bitterheid van 't eerste slik, is: dat die fout misschien noodzakelyk is. Men geeft geen acht op bondige waarheid. Een tooneelschryver weet, of moet weten, dat de zes, acht eerste zinsneden na 't ophalen der gordyn verloren gaan onder 't geschoffel en geraas. 't Is dus zaak z'n stuk zoo interigten dat die frases kunnen gemist worden zonder veel nadeel voor 't verband. Ook dominés deden dat | |
[pagina 41]
| |
in myn jeugd. De aanhef achtte 't beneden zich te concurreren met de stovenzetsters. Nu geloof ik dat ik dit eenigzins moet toepassen op alle schryvery, en niet in 't begin alleen, maar in den loop der stukken.... [Deze laatste alinea is afgebroken en er is een schrap door]. De vergelyking met tooneelstukken en vóórgebeden is alweer onjuist, want ik wil juist wèl verstaan worden in myn afwykingen, daar ik ze, die, haar (wat verveelt me de taal!) schyn noodigte hebben voor de soms epigrammatische conclusie. Een walvisch sterft niet door een harpoensteek, maar toch moeten er zulke harpoensteken gedaan woorden om hem eindelyk binnen te krygen. Lieve hemel, myn systeem op dat punt schynt verkeerd te wezen, want heel veel walvisschen heb ik nog niet gevangen. En ook is 't geen systeem. Ik zou er niet aan gedacht hebben zonder uwe opmerking (die ik gegrond vind) en nu zoek ik naar oorzaken van die fout. Ik zelf schryf liever staccato, geloof me. O, ik ben zoo groots op uw woord: ‘schrander.’ En ik geloof dat dit verdiend is, maar ook dat elk lezer even schrander wezen zou, indien hy zich kon gewrennen aan den wil om te be- | |
[pagina 42]
| |
grypen. Men laat z'n gedachten heenglyden over de frases, en vergeet te verstaan. Of men schroomt de moeite, die daartoe noodig wezen zou, misschien! Want is verkeerd verstaan makkelyker dan wèl begrypen? Nu, 't vermyden daarvan zal wel schranderheid zyn, en daarom ben ik bly met uw kwalificatie. De heele zaak komt neer op begeerte om te begrypen = philosophie, niet waar? Dat ge zegt styf te zyn, vind ik niet styf. Maar ge hebt regt in uw vordering genomen te worden zooals ge zyt, en ik vind het al veel dat ge myn losheid verdraagt. Myn streven op 't oogenblik is myne vrouw te verlossen. Helaas, kan de behandeling van Scholten's boekje zoo bondig wezen, als wanneer ik geen ‘vellen druks’ te leveren had? Maar al schreef ik nog tienmaal zoo breed (wat me-zelf spoedig vervelen zou) toch zou 't my niet lukken het noodige geld byeen te krygen met schryven. Ik peins op andere middelen. Het moet kunnen, want myne vrouw lydt. Als 't me niet walgde nog publieker te worden dan ik al ben, zou ik eens de geschiedenis van myn gezin schryven gedurende de laatste twee, drie jaren. Wat zou dat boek ‘mooi’ zyn. Ik zal niet meer letten op uw weinig of niet | |
[pagina 43]
| |
antwoorden op myn lange brieven. Ik zal alles goed opnemen. Maar denk niet dat het een scie van my is veel of lang te schryven. Ik schryf zelden en dan nog weinig. Myn lange brieven aan u beduiden dus een distinctie. Dat kondet gy niet weten. Ik ben zeker dat van de tien menschen die meenen regt te hebben iets van my te hooren, 9¾ zich zullen beklagen dat ik niet schryf. Leest gy uwe vrouw zondags voor? Ik heb te Antwerpen in huisselyken kring voorgelezen en goed. Ik wou dat ik dat voor geld kon doen, maar in kleine localen, want als ik zeer luid moet spreken is 't ellendig. Ik ben zeker dat myn voorlezen meer waard is dan myn speeches. Wilt gy er aan denken dat ik nog altyd Nederland niet heb (of 't stuk er uit). Ik groet u en uwe vrouw hartelyk
t.a.v.
Douwes Dekker.
Ik zoek nog altyd geld om een eigen blad optezetten. Dàt zou me een uitkomst zyn! [Het is zeer jammer dat er in de bewaard gebleven brieven van Busken Huet aan Multatuli een gaping is van 9 Januari tot 23 December 1867]. |
|