| |
Aan den heer Busken Huet.
XVIII.
Keulen, 16 Maart '67.
Waarde Heer Huet. Ik was verheugd uw hand te zien en liep na de ontvangst van uwen brief van gister terstond naar de post. De chef der bestellers herinnerde zich zeer goed uwren brief te hebben gezien, en herkende zelfs uw hand (wat sterk was aan een zoo groot bureau als het Keulsche). Hy zelf, nu wetende dat ik dagelyks een courant, en bovendien byna dagelyks brieven kryg, kon zich niet begrypen hoe 't mogelyk was dat de brochure (en ook waarschynlyk de brief) was gerenvoyeerd. De besteller die my had moeten kennen, was juist niet op 't bureau,
| |
| |
en ik zal maandag terugkomen. Intusschen dacht de bureauchef dat de brief even als het boekje werkelyk teruggezonden was, en was daarover byna even boos als ik. Hy ontwapende my door z'n yver om de zaak op te helderen. Wedden durf ik niet, maar zweren wel (iersche distinctie tusschen voorzigtigheid en waaghalzery) dat uw brief te Bloemendaal op de post ligt, wachtende op zekeren perodieken termyn om te worden opgezonden naar den Haag, en daar te worden geopend. Ge weet dat er aldus jaarlyks duizenden.... nooit teregtkomen.
Men had me hier uw brief moeten bezorgen ondanks 't verkeerd adres. Dat het niet geschied is wordt eenigzins verklaard door de boosheid van myn huisheer op de hoogstraat, die hoogstwraarschynlyk den besteller heeft in de war gebragt door een brusque antwroord: abgereist! of zoo iets.
Maar als ge nu slaagt in 't terug ontvangen van uw brief, wilt ge my die dan zenden? Ik ben er zeer op gesteld. En ook op de brochure van Prof. Scholten.
Ik ben te Antwerpen geweest (een gure reis, 3de kl., elf uur onder weg!) en heb daar tweemaal gesproken. Den eersten keer byna niet voorbereid, de 2de maal in 't geheel niet. Want
| |
| |
's avonds zeven uur wist ik nog niet waarover ik spreken zou. En 't was er ook naar! Dat zeg ik uit volle overtuiging. Maar zie, het neerlandismus dat daar heerscht, dekte my met z'n vleugelen en 't werd goedgevonden. Nooit ben ik. zoo gefêteerd als te Antwerpen. Vandaag kryg ik een brief van de Société la libre Pensée, met uitnoodiging ook in hun lokaal te spreken. Ik heb 't aangenomen tegen zondag aanstaande. De vorige keer was 't in den Cercle artistique, scientifique et littéraire.
Hebt ge van die equipée niets in den Précurseur gelezen? En is 't systeem, niet van u maar van den haarlemmer, om daarvan geen melding te maken? Zou men 't ook ignoreren als 't Cremer gewreest was, of eenig ander innocent beoefenaar der Nederlandsche letteren? Ik denk neen. Hoor eens dat zwygen is een deloyaal wapen in Nederland, en de fransche drukpers vervolgingen zyn daarby vergeleken bonbons. Zoo ook nu, myn brochure. Ieder heeft het regt my tegen te spreken, natuurlyk ... maar dat ignoreren is valsch, vind ik. Kon men voorgeven te meenen dat ik niet gelezen werd, dan kon 't opgaan. Men kon dan beweren my geen aandacht waard te keuren, maar gelezen word ik, en veel. Wat 'n lafhartige taktiek! Zelfs als men
| |
| |
my behandelt is 't om te zeggen dat men niets zegt. (Zie onlangs 't Handelsblad). Geloof me, dat ik daarover niet klaag, als iemand die tegenspraak wenscht òm in 't licht gezet te worden. In wreerwil der taktiek van de holl, pers, ben ik meer populair dan me soms lief is. Daarom is 't dus niet. Maar ik erger me over de deloyauteit, daar dit uitloopt in ignorantie, of voorgewende ignorantie, in heel andere dingen dan schryvery. Is 't billyk, dat de verhooging, nu aangevraagd, van traktementen der Inlandsche hoofden op Java, behandeld wordt, zonder my te noemen? ‘De Regering erkent’ ... enz. (Zie het slot van uw art.: 's Gravenhage in de courant van 25 February).
[‘De regering erkent, dat, behalve het door art. 57 van het regeringsreglement gewettigde dienstbetoon, de inlandsche Hoofden leveringen en diensten vorderen, welke leiden tot afpersing en knevelary; een misbruik, dat zwaar op de bevolking drukt, en waaraan een einde behoort te komen. Vermits de publicatie van 6 November 1834 niet is geeerbiedigd, wenscht de Regering eene andere regeling in het leven te roepen’.]
Nu ja, daar erkent de Regering allerlei dingen die ik beweerd heb, en voor welk beweren ik gestraft ben. Moet ik nu daar tegen opkomen? Wanneer al 't geen ik daarover te zeggen heb,
| |
| |
waar is (en 't is makkelyk waar te zyn) wordt het bedorven door de ikheid die er noodzakelyk in doorstraalt. Zeker, ik had gezegd en beweerd en volgehouden, ten koste van veel, al wat nu de regering erkent, en toch vindt men 't onbescheiden, wanneer ik aandring op ... ja, waarop? Wel, dat ik regt had, en niet verdiende behandeld te zyn als geschied is.
't Is me een raadsel dat niemand in Holland uit eenvoudig regtsgevoel die opmerking maakt, en ik ben zoo verdrietig over dat stelsel van ignorantie in andere dingen (speeches, brochures etc.) wryl dit systeem het verzwygen van hoofdzaken mogelyk maakt. In Frankryk zou 't niet geschieden. Niet ook in Belgie. Niet zelfs in Duitschland. Ik geloof niet dat er een land is, waar de pers zoo onmagtig is in haar vryheid, als in Holland. Ginds mag men niet alles drukken, maar wat gedrukt wordt, heeft effect. In Holland is 't drukken geoorloofd och ja, waarom niet, er wordt toch geen acht geslagen op 't geschryf. Wat geeft zich Napoleon een onnoodige moeite, en wat is Emile de Girardin ondankbaar!
Hebt gy myn stuk tegen Bosscha? Ik heb aan van Helden geschreven u een aan te bieden en hem een inlegpapiertje gezonden. Is 't niet ‘wat men gewoon is pikant te noemen?’ En is niet
| |
| |
die aankondiging in 't Handelsblad: ‘wat men gewoon is lamlendig te noemen?’
O, o, ik kan die f 25 's maands niet missen, maar wat vervelen my die berigtjes! Ik verzeker u dat die dingen, op den duur, my inspanning kosten. Van daag deelde ik den volke mede: ‘dat de feestelykheden ter gelegenheid van 't huwelyk van Vlaanderen met Hohenzoll. twee dagen zouden duren.’ Hoe diep, hoe belangryk, hoe indrukwekkend! Maar er staat by: ‘dat dit beweerd wordt.’ Mogt dus de graaf van Vlaanderen, of de bruid, buiten hun tax gaan, en 48½ uur feest vieren, of mogt welligt de bruid flaauw vallen vóór ommekomst van 't tweede etmaal, dan is de verantwoordelykheid van uw correspondent à couvert. Ik heb gezegd: ‘men beweert.’ 't Is een vervelende historie.
Verbeeld u, men stookt in Antwerpen een staatkundig vuurtje (of een onstaatkundig, dat laat ik daar) tegen het Belgicismus vóór aansluiting aan Noord-Nederland. Zoo gaat het! In Maestricht wil men belgisch zyn, in Vlaanderen hollandsch. Ik ben niet hollandsgezind maar zou Holland afraden zoo'n trojaansch paard in te halen. Er is leven en gloed in belgisch Nederland, en ik betwyfel of zy zeer lang zich uit den Haag zouden wallen laten regeren.
| |
| |
Myne vrouw schryft my gedurig over de lieve hulp die zy van den heer Potgieter ontvangt. Ik ben er zeer dankbaar voor, maar tevens verdrietig dat het noodig is. Zy is door veel zorg en inspanning zeer verzwakt, en ik moet absolut een eind zien te maken aan hare zeer moeielyke positie. De kinderen zyn wel en goed. Maar ik wilde zoo gaarne zelf hen onderwyzen. Ik ben geboren schoolmeester, en had altyd den naam zeer goed iets te kunnen uitleggen. Ook houd ik er van, en juist omdat ik zooveel zaken niet weet ben ik genoodzaakt telkens iets op nieuw te leeren, en sta dus een kind nader dan iemand die knap is. 't Is me een vreesselyke grief dat anderen myn kinderen onderwyzen.
Zeg me toch eens of ge indertyd myn IIden bundel Ideën compleet hebt ontvangen? Ik vrees neen. Ik was toen aan 't zwerven, en in een nagezonden koffer vind ik vele losse vellen. Het spyt me dat ge er nooit om vraagdet. Hebt ge byv. niet myn nieuw bewys voor de stelling van Pythagoras? 't Is eenvoudiger en helderder dan alle vorigen, dat zal niemand ontkennen, en ik wilde u vragen my te helpen aan 't constateren dat het my behoort. Anders lees ik 't over eenigen tyd in de courant als 'n uitvinding van van Lennep of van Twist. 't Is een nietigheid zult ge
| |
| |
zeggen. Nu ja, maar wie niet veel of niets heeft, moet z'n nietigheden by elkaer houden.
Na vriendelyke groete, ook aan uwe vrouw, ben ik
geheel de uwe
Douwes Dekker.
Ik kryg dus de brochure, niet waar? En den teruggezonden brief, als ge hem hebt? Of anders wat er in stond.
|
|