Brieven. Deel 8. Multatuli-Busken Huet 1867
(1893)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 19]
| |
20 January tot nog toe geen ander antwoord gaf, dan dat ik nog niet antwoorden kon. Ik was aan 't zwerven. Holland is me onverdragelyk. Ik was in Coblenz, en hield my bezig met... ja, met wat? Met denken. Ik moet erkennen dat ik dit in zekeren zin voor een ziekelyke bezigheid houd, en geloof, sedert eenigen tyd, want vroeger meende ik anders, dat men niet zuiver denkt zonder tevens anderen arbeid daarby te verrigten. Wat ik vroeger denken noemde, schynt wel eens dwalen geweest te zyn. Toch schyn ik daarvan eenige bewustheid gehad te hebben waar ik myzelf en anderen zoo aanprees zich bezig te houden met wiskunde. Maar veel geneesheeren, of wie zich daarvoor uitgeven, zyn zelf ziek aan 't euvel dat zy voorgeven te kunnen genezen. Hoe 't zy, ik voelde dat ik werken moest. Maar zooals ik u in myn vorigen reeds schreef, om geregeld te arbeiden, zóó dat het denkvermogen zyn weg kunne gaan, is zekere orde noodig, zekere vastheid in de omgeving. Daar myn arbeid nu, helaas, in schryvery bestaat (liever maakte ik schoenen, want myn geschryf wondt me) wilde ik wat nader aan de pers zyn, en wou naar Keulen. [Hier volgt een beschryving van den toestand, die ik supprimeer, wyl de lezer dien toestand reeds kent uit vorige brieven.] | |
[pagina 20]
| |
Een brochure, waaraan ik reeds in Coblenz was begonnen (juist het lastige van 't heen en weer zenden der proeven dreef me nader aan de grenzen) nu, dat stukje is af. Ik verzocht myn uitgever u daarvan een ex. te zenden. Maar veel byzonders is 't niet. Eigenlyk niet veel meer dan een philippica tegen nederlandsche verrotting, een oud en vervelend thema. Ja, men zou 't ook kunnen noemen een betoog hoe men uit walg van parlementarisme monarchaal wordt. Waarlyk ik loop niet hoog met koningen! En al ware dit zoo, dan nog... [Ik ben verplicht hier eenige woorden te supprimeeren.] Maar... de ellendigste koning staat myns inziens hooger dan 't valsche republicanisme dat in Holland regeert. Dat roepen van: Leve de koning! waarmee ik myn stukje besluit, heet eigenlyk: dood aan de rest. 't Is een pis-aller. Ik heb van Helden verzocht den koning een ex. te zenden. Maar ten eerste... [Ook hier raadt men my met nadruk aan eenige regels weg te laten.] Holland is niet zoo als men vaak zegt: onryp, maar ongeschikt voor 't vertegenwoordigend stelsel. Onryp zyn, nog niet ryp zyn, veronderstelt de mogelykheid van ryp worden. Die bestaat in | |
[pagina 21]
| |
Noord-Nederland niet. Ik zoek naar de oorzaak en meen die te vinden in de onzedelykheid der kapitaalsvorming. Holland arbeidt niet, het speculeert, het dobbelt. Hieraan kan 99/100 der bevolking uit gebrek aan middelen geen deel nemen. Die 99/100 staan achter den speler, als lakeien in de zaal te Homburg, en wachten met lakei-achtige onderdanigheid of er iets afvalt van de winst. Dit vernedert. Arbeid (in anderen zin dan 't oprapen van de toegesmeten guldens) voortbrengende, scheppende arbeid zou veredelen, aanspraak en geschiktheid geven tot mee-oordeelen. (Ik voel dit aan myzelf, hoeveel trotscher, flinker ik gestemd ben wanneer ik werk, dan als ik mymerend ronddool). In Holland is elke ryke: patroon (o, niet in romeinschen zin, neen, in gemeen duitschen zin: Herrschaft), elke arme is knecht, bediende, afhangeling, cliënt. En dit laatste alweer niet in rom. zin, want de cliënt had aanspraak op bescherming. De bespottelyke hoogmoed van wie iets bezitten, de verachtelyke laagheid der armen is in Holland oorzaak van de algemeene dégradatie. Het komt den arme niet in de gedachten dat hy andere regten heeft dan de welwillendheid van zyn heer (dat is van den man die hem voor een tydje huurt.) De hollandsche arme is geen | |
[pagina 22]
| |
burger. Er is een groote crisis noodig om dit te veranderen. Een gezamenlyk ondergane schipbreuk zal de ryke passagiers en de arme matrozen tot elkander brengen. Maar zal het nieuwe schip varen onder dezelfde vlag? Dat is de vraag! Door Frankryks (of Napoleons?) lafhartigheid, door de verdeeldheid van Duitschland, is Pruisen stout geworden. Het moet vooruit, want stilstand is onmogelyk. En als er eindelyk een europesche beroering komt, zal 't bedorven Holland by den eersten stoot ondergaan. Wanneer 't tot heil strekt van de menschheid zeg ik er amen op! Toch moet ik erkennen dat het my grieven zou Duitschers in den Haag te zien. En nu, de zaak van uwen Cercle! Gy vraagt of het bestuur my officieel kan uitnoodigen? Hoor eens, dat officiele hoeft immers niet. Ik zal uwen brief maar als zoodanig aannemen, en ik zeg: ja! Ik zal zorgen te Antwerpen te zyn om daar een voordragt te houden, op den dag dien het Bestuur bepaalt. Maar wel wenschte ik zoo spoedig mogelyk. Ik weet het niet gaarne te lang vooruit, wyl het my dan agiteert. Het allerliefst (en 't minst slecht) spreek ik geheel onverwracht. Maken, fabriceren kan ik niets. Toch ben ik | |
[pagina 23]
| |
bevreesd dat de betaling te hoog is. Och dit is geen nederigheid. Ik ben niet nederig. Zie, 't zou kunnen wezen dat ik, in zekere stemming, duizenden te weinig vinden zou. Dat is dus veeleer hoovaardig, niet waar? Maar even zeker vind ik myzelf geen drie franc op een avend waard, als de geest niet getuigt. Ik hoop hart te putten uit uw brief, (de eenige liefelykheid die me in langen tyd te beurt viel) en ik zal spreken naar dien indruk, hoop ik. Beschik gy dus over den dag van myne komst, ik zal voldoen aan wat gy namens my afspreekt. Godsdienst en politiek myden? Ja, ja, ik begryp dit wel. Ik ken die artikels in de Reglementen. Ook de Vrymetselaars hebben zoo'n bepaling! Och, of 't mogelyk ware iets aan te raken, zonder tegelyker tyd alles aan te roeren! Alles grenst aan elkander, alles raakt elkâer, alles gelykt elkâer, alles is in alles! Maar... Maar... een hinkend paard komt achteraan. Ik heb geen geld, en mag aan van Helden niet meer vragen. Schikt het u of den Cercle my fr. 100 te zenden? Doe het dan en reken er op dat ik op den dag dien gy bepaald hebt, daar zal zyn. En nog een verzoek, ik hoop dat ge 't niet al te vreemd zult vinden, ik wilde gaarne, buiten | |
[pagina 24]
| |
u, geen kennissen maken vóór ik myn speech heb gehouden. Daarna gaarne! Maar ik sluit me graag een halven dag op voor ik spreek, anders is 't zeker niet goed. Ik zal naar Antwerpen komen met gemengde aandoening. Ik ben dankbaar voor de sympathie maar voel vrees haar niet te regtvaardigen. Toch zal ik myn best doen. Wees zeer hartelyk gegroet van uw liefhebbende Douwes Dekker. |
|