niet arm genoeg om de hulp in te roepen van iemand die zelf niet ryk is. Als ik zeg dat ik niets heb is 't zoo. Sedert nu... ik weet niet hoeveel dagen, heb ik geen petroleum, geen gekookt eten, ja zelfs niet altyd brood. Dit is de letterlyke waarheid. O, de uitnoodiging om te werken klinkt zoo bitter in zoo'n positie. Dit is juist de vloek, dat ik niet werken kan. Daarin zit het juist.
Ik heb daar weer een bulletintje nieuws gereed gemaakt, en weet niet of ik 't zenden zal. 't Is alles wat ik kon te weten komen en hoe nietig ook, toch geloof ik niet dat er van den Ryn meer nieuws by elkaar te krygen is. Het was zooveel waard geweest als ik die f 50 had kunnen behouden. Daardoor hoopte ik aan 't werk te komen. Is 't u ook nu nog mogelyk my op den weg te helpen?
My blyft nu alleen over u vriendelyk te bedanken voor uwe welwillende pogingen, en u te vragen of ik nog wat mag wachten met de teruggave van de voorgeschoten f 25. Als ik zooveel ontvang van den haarlemmer, 't zy van elders, wat ik echter niet verwacht, dan heb ik 't hoog noodig om te eten. Ja, 't is de vraag of ik 't zoolang uithoud.
Ik groet u en uwe vrouw zeer hartelyk en ben
t. à v.
Douwes Dekker.