XXIII.
Zaturdag middag.
Mimi, hierby de brieven van Mevrouw B. terug.
Ik verzoek je zeer ernstig je papa geen verdriet te doen. Uit uw brief van gister zie ik duidelyk dat het niet mag. De eenige oorzaak die 't wettigen zou bestaat niet.
Gister schreef ik aan Everdine, en meestal over u. Zeker zal zy u schryven, zend my dien brief maar, en doe jezelf de smart niet aan de stemming te vergelyken die my zoo aan haar, en nu zóó aan u doet schryven.
Ik verzoek je niets plats van my te denken. Ik ben natuurlyk en eenvoudig. Myn hart is rein en goed, en myne handelingen meestal ook. Ik geloof niet dat veel vromen zoo vroom zyn als ik, en waar ik lief heb, ben ik meer dan vroom, ben ik heilig.
Neen, ik wil geen offer, juist daarom niet, wyl 't offer is.