waakt, mishandeld werd. Ik hoorde toen dat je vry was, en dat was me een dolksteek. Ik heb op 't punt gestaan je een brief te zenden (geschreven was 't al) openlyk over de post waarin stond: ‘laat dit lezen aan je papa.’ Ik verzocht je tot my te komen!
En nu, mimi, nu... ik weet niet wat ik denken moet. Ik smeek je om een woord van hartelykheid, van vertrouwen. Wat heb ik je misdaan, mimi? Ik heb je gloeiend, en ik meen edelmoedig liefgehad. Je briefje aan Marie is vreesselyk geheimzinnig, en 't sluit my zoo uit! Heb je een geheim, ben je aan je eer verpligt het te bewaren, doe het, maar geef me een teeken van hartelykheid. Wil je niet dat iemand het weet, geef daar dan blyk van, en ik zal zwygen. Maar geef me iets ten minste, een woord.
Ik sprak daar van eer! Welnu, is dat eer my zoo'n verdriet, te doen? Och, ik wou dat ik nog kon gissen dat je bewaakt werd! Opgesloten! Dáárvoor had ik raad en hulp, maar voor lauwheid van hart weet ik geen raad. Ik ben bitter bedroefd, mimi!
Ik vrees zoo dat je boos op my bent, dat gemarkeerd verzwygen van myn naam in 't briefje aan M. martelt my! Ik kan niet vatten dat er iets wezen kan dat je in den waan zou brengen dat