myn gloed. Ook heb ik gister en vandaag de ondervinding opgedaan dat het my niet helpt of ik je zie. Je bent en blyft my poezie... 't is 'n vervloekt werk. Ik ben er beschaamd over, en moest daarboven staan. Wat zou ik 'n ander kapittelen!
Kwart over één; 'k heb nog je brief niet.
Ik zei onlangs dat ik...
Och, waartoe dit alles. Ik wacht je brief, en zal stipt doen wat je wilt. Maar als je de familie H mydt om my, dan ga ik weg, dat mag niet!
Ik schryf je hakkelig en staccato, 't Kan niet anders. Ik wil myn gemoed niet loslaten. Och, ik had je altyd zooveel te zeggen. Liefde is geven, gedachten geven. Graag gaf ik je alles, en dat mag juist niet.
Nog je brief niet. Ik ga uit, want dat wachten op je vonnis (ik ben zeker dat 't een vonnis is) kwelt my. Ik zou niets kunnen doen dan je schryven, en dat wil ik niet. 'k Wou dat je dood was, ja! Liever dan een mislukt leven, een door my mislukt leven! Dat denkbeeld is my vreesselyk. 't Is zonde een hart als 't uwe ongebruikt te moeten laten, braak als 'n met vloek geslagen akker, 't Is zonde! Heb je ooit liefgehad? Kan 't niet weer gebeuren? Och, ik zou je bruigom kunnen kussen. Je zegt je beklaagt je niet. Je voelt je