Brieven. Deel 6. Minnebrieven-tyd 1862-1863
(1892)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 62]
| |
mag niets aanroeren. Schryf ik dan niet aan u alleen? Dat is bitter. O, geef my verlof aan u te schryven, aan u alleen! Ja, ik voelde vooruit alles wat ik nu voel, toen ik u opriep om uw adres! Dit briefje is zeker 't tiende dat ik begon. Ik mag niets aanroeren en myn hart is vol. Heb je je woord van eer gegeven? Zeg, heb je dat gedaan? O, die maandag middag! Nog voel ik uw hand... en ik mag niets aanroeren. Dat is om te stikken. O schryf my, zeg dat ik mag schryven aan u alleen! Ik heb je lief. En ik geef u niet op, dan op uw wil. Om niets anders. Om niets, hoorje. Dat voel je wel, nu vooral, dat er tusschen u en my geen derde kan staan... O, als die voilette! Nog voel ik alles! Daar was een heilig gevoel in dat alles. Ik beef er van. O schryf me, en zeg dat ik aan u kan schryven, ongemaakt, en niet denkende aan derden. Ik heb veel geleden door uw laasten brief! Heeft M.A. u gezegd hoe myn hart aan u hechtte? Ik denk ja, want zy is flink en trouw. Mimi, of je my antwoordt of niet, of je my toestaat u te schryven of niet... ik blyf u aanhangen. Dat kan niet anders. | |
[pagina 63]
| |
O, als je je woord hebt gegeven? Dat is vreeselyk. Ik denk er over aan je papa te schryven. Och, laat me dat doen. Ik zal hem goed schryven. Wees niet bang dat ik iets bederven zal. Kind, kind, waarom gaf je je woord. Heb je er op gelet dat ik sedert uwen laasten geen Ideen heb geschreven. Je weet niet hoe ik aan je hechtte. Ik schreef je nooit phrases. Om godswil, maak dat ik je weervind. Ik voel dat jy 't ook wilt. Je kunt geen te hoog idee hebben van myn hart voor u. Ik ben tot alles in staat, ja zelfs tot het nooit weerzien, als dat weerzien u schaden zou. O, die laaste brief! Je weet niet wat er is omgegaan in myn gemoed. Maandag middag! Ik voel nog alles! O bewaar die voilette. 't Was me als een verschyning. Ik heb je niet gezien, wel gevoeld. 't Is me een bitter genoegen daaraan te denken. Help me dat ik je weerkryg. Heel graag wil ik schryven aan je papa. Ik zal hem uitleggen dat het niet goed is u zoo te binden. O, ik zal je niet aftrekken van je pligt. Toe, zeg wat ik doen mag, maar zorg dat je my niet vreemd wordt. Dat is vreeselyk. - O, die verschyning, ik beef er van. Toch zou ik die herinnering niet willen missen. | |
[pagina 64]
| |
Marie A. is een opregt flink meisje. Toch is 't beter dat je my regtstreeks schryft, en ook dat ik u schryf zonder haar. Tot verraad acht ik haar niet in staat, maar zy, in hare vryheid, kan niet goed begrypen hoe gy gebonden zyt. Och, ook toen had zy 't verteld. Door haar kwam 't aan Z. en daaruit volgde die wreede laaste brief. Schryf me regtstreeks, en bedenk een middel dat ik u schryven kan. Bedenk en doe wat je wil, mits je niet voor my verloren bent. Toen je my afschreef heb ik gehoorzaamd met een bloedend hart. Je was een dame. Nu smeek ik je als mimi, geef uzelve aan my terug. Alleen uw wil heeft kracht voor my om je te verlaten. Waar en hoe en wanneer je my vergunt tot je te komen, zal ik komen, alsof myn kind of myn bruid my riep. Lieve lieve mimi, ik ben nog ontsteld van eergister middag. Help my en schryf my en heb my lief. Wil je nooit die voilette weg doen? Is dat kinderachtig van me? Soit! 't Is menschelyk ook. En toch had ik geen besef 't ding weg te doen. 'k Had in 't geheel geen besef. Toch was 't een zalig gevoel, een droom. O geef my die voilette! Ja, bewaar 't voor me. 't Is een symbool van scheiding, van afscheiding, van een beletsel. Ik wil geen beletsel tusschen ons. | |
[pagina 65]
| |
Als je bang bent voor hartstogt schryf my dan niet. Wel wil ik je nooit weerzien, maar je toespreken als een vreemde, dat kan ik niet. Ja, ben je bang voor hartstogt myd me dan, want ik ben in hartstogt voor u. O, ik wist het wel toen ik je adres vraagde. ‘Daar zyn dingen op de aarde en in den hemel waarvan onze wysbegeerte nooit droomde!’ Ik voelde je in je eersten brief. Ja, als je daarvoor bang bent, myd me. Opregt wil ik wezen al zou myn hart breken. Goed, ik hoef je nooit weer te zien, maar bewaar uw voilette, en schryf me. Heb je my lief, mimi? Ik heb u lief. Max.
Ik heb uw huis gezien! O maak dat ik je schryven kan. Liefhebben is geven, gedachten geven, hart geven... ik zal u alles geven wat ik heb. Och, dat schreef ik toen ook, en daarop volgde die brief. Toch had ik altyd een gevoel dat je niet voor my verloren was. Neen, dat kan niet. En al schreef je my niet, toch blyf ik u beschouwen als de myne, al ware 't dat ik dat | |
[pagina 66]
| |
moest toonen door je te myden. Ik zal je beminnen in den hoogsten zin, en je trouw waarschuwen tegen myzelven. Dag myn lief kind. |
|