Brieven. Deel 6. Minnebrieven-tyd 1862-1863
(1892)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 59]
| |
Al wat ik u schreef houd ik vol. Ik heb u lief. Dat is zoo, dat blyft zoo. Doe uwe ouders geen verdriet. Maar ik zal er my een punt van eer uit maken uw papa te dwingen my te achten, en tevens dat hy u toesta my aantehangen. Ik wil dat hy trotsch blyve op zyn kind. Dat ben ik u schuldig... en laat de dominees naar de maan loopen. O, 't is tuig! U te dreigen! Begrip van eer, van ridderlykheid hebben die heeren niet. U te dreigen! 't Doet my genoegen dat onze verhouding nu gebragt is op koninklyken weg. Tant mieux! Reken van myn kant op trouw en eer. Ja, Tine zal u schryven. Maar voor alles wacht ik van u den uitslag van 't gesprek met uw papa. Ik heb u lief en laat u niet los... tenzy gy zelve dat eischt. Wilt ge ook misschien uw heerlyk lieve brieven terug hebben? Zoo ja, zeg het. Ik zou die zenden, maar 't zou me zeer smarten, zeer. Dag, lief edel meisje! Och, moest gy in handen vallen van dominés! Ik groet u innig hartelyk. Douwes Dekker.
Ik wensch uw papa te spreken. Vraag of Z.Ed. my ontvangen wil, dan zal ik zoo spoedig komen | |
[pagina 60]
| |
als ik kan. Hoe opener, hoe ronder, hoe beter. Zoo'n dominé duelleert niet! Dat is makkelyk. U te dreigen. Dat kan ik niet verzetten. Dat is infaam. Begryp nu goed dat hy meende u en my heel bevreesd te maken. 't Is goed dat ge hem voor zyt geweest. Als 't niet geweest ware om de ziekte van uwe moeder, zoudt ge immers alles dadelyk gezegd hebben. Dat schreef ik u immers ook! Foei, zoo'n sluipende maatschappybederver. Neen, nu vooral laàt ik u niet los. Alleen op uw verzoek. Maar bedenk dat het my bitter bitter grieven zou. En nog - ik zou denken aan captatie, - neen ik laat u niet los. Maar wel wil ik uw papa spreken. Dat is zelfs goed. Wat dit betreft ben ik blyde, maar dit verschoont Zaalbergs onridderlyk dreigen niet. Dat neem ik zeer hoog op. Ik vind goed dat gy dezen brief aan uw vader laat lezen. Wat ik zeg durf ik staande te houden. Handel naar uw goedvinden, doch doe niets om my te sparen. Denk alleen aan uzelve. Ik voel, juist nu, roeping om u lieftehebben, u te | |
[pagina 61]
| |
steunen, en uwe heerlyke reine aanhankelykheid aantenemen. Schryf my. Wees gerust ik zal uw papa toonen dat ge wel deedt my te vertrouwen, ook tegen allen. Waar myn hart zich mengt in den stryd, win ik. Neen, ik laat u niet los. Hierby een brief dien ik vandaag voor u ontving. Behoef ik u te zeggen dat ge haar naam niet ten beste geeft aan de Zaalbergen? O, zy zou 't willen. Maar ik wil 't niet. Voelt gy behoefte haar te schryven, doe het. Zy is een verheven meisje. Zyzelve is de dochter van een predikant, maar zou, als ik, verontwaardigd zyn als ze hoorde hoe Ds. Z. zyn invloed handhaaft. Foei! Zy weet niets van u dan dat ge op haar gelykt. Dat heb ik haar gezegd. Eerst dacht ik dat zy en gy één waren. Noem haar naam niet. Ik reken daarop, ofschoon zy er niet om geeft. |
|