We weten nu nagenoeg, Sire, wat vrye arbeid is, en ook weten we nu nagenoeg, Sire, wat cultuurstelsel is. Daarom, Sire, zyn wy Uwe Majesteit met onderdanen-ootmoed smeekende, uwen ministers last te geven, die dingen voorloopig te laten rusten en zich bezig te houden met wat anders.
Wy wenschten het regt te hebben, Sire, den man, die ons lastert, te spuwen in het aangezigt, of - als hy niet heeft gelasterd - hem onzen dank te betuigen voor den moed, waarmeê hy de waarheid gezegd heeft.
Wy verzoeken u, Sire, ons te redden uit dit dilemma tusschen dankbaarheid en verontwaardiging en wy gelooven, Sire, met vorige onderdanigheid en ootmoed, dat gy, aldus doende, zéer wèl zoudt doen.’
Ik prys deze redactie niet aan. Styl, inkleeding enz. moeten veranderd worden door iemand, die gewoon is, requesten, huurcontracten, sterf-advertentiën en adressen te schryven.
En daarmeê, beste hartelyke Quintillianus, vaarwel. Reken op myn emergo, - en groet de vrienden. Ik schryf ideen .... begryp eens. En nog denken ze, dat ik tyd heb, om bedelbrieven te schryven. Dat is heel dom van Publiek.
Amsterdam, 3 February 1862.
multatuli.