III.
Vrydagmorgen 11 uur.
[Zonder datum, waarschynlyk na de 2de voordracht.]
Lieve beste, redelyk goed afgeloopen. Ik zeg maar redelyk, want ik ben maar half tevreden. Ik was nog altyd verkouden, en had moeite goed te spreken. Bovendien trof het ongelukkig dat het juist tussen ½8 en 8 uur hard regende, en vuile straten, zoodat er minder menschen waren dan er anders zeker zouden geweest zyn. Maar wel waren er veel dames onder.
Ik ben maar half tevreden. In godsnaam. 't Is een heele tour drie uur (nagenoeg) te spreken als 't zoo kriebelt in de keel. Bovendien was ik de laatste 12, 14 dagen zoo duf in myn hoofd geweest door de verkoudheid. Ik was niet tevreden over myn geest. Ik had geen élan, geen vuur, geen levendige indrukken gehad.
Straks of van middag reken ik af met Meyer (die voor de inning en de contrôle van 't geld zorgt) dan zal ik u dadelyk zenden.
't Scheelt me nog al veel dat het zoo op eens begon te regenen, juist op dien tyd. Ik ben zeker dat ik meer menschen zou gehad hebben als 't goed weer was geweest. Er waren nu