Aan den Heer F. Gunst,
Oprichter van het tydschrift ‘de Dageraad’
eerste uitgever van de Minnebrieven.
XXXIX.
Zondag morgen [zonder datum.]
Waarde Gunst!
De Heer Weytingh schreef my bygaand briefje. Scrupules!
Gister avond liep ik by hem en las hem de Inleiding voor myner ‘brieven aan Fancy’ en de Heer Brave zei ronduit, dathy dàt niet kon uitgeven.
Ik verwachtte dat. Het is voor een gewoon boekverkooper te forsch. Voor u of voor Meyer zou 't goed zyn en ik beloof u groot debiet.
Nu hebt ge op 't oogenblik geen geld. Goed. Maar kunt ge 't niet krygen? Geloof my, dat het ook voor u niet alleen een goede daad is, maar een goede zaak.
Noem my Grietje, als je van die brieven aan Fancy minder dan 2000 exx. verkoopt. Ik wil dat