Brieven. Deel 5. Minnebrieven-tyd 1861
(1892)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 126]
| |
en myn getob en gewurm is vervelend. Ja zelfs 't is niet eens goed dat ik altyd alles vertel, dat dan ook onmogelyk is. Dagelyks heb ik andere indrukken, andere uitzigten. Telkens verandert myn stemming en je weet zelve hoe ellendig 't is als er brieven weg zyn met hoop als 't dan weer tegenslaat. Ook 't omgekeerde is zoo verdrietig. Als ik vandaag slecht gestemd ben en ik schryf in zoo'n bui ga jy weer dagen achtereen gebukt onder zoo'n stemming. Je weet zelve hoe ik my haast (als ik iets wezenlyk goeds heb - de hoofdzaak is helaas altyd geld -) hoe ik my dan haast je dat mee te deelen. 't Is bitter verdrietig dat Gunst geen geld kan krygen. Het ergste is dat ik aan hem vast ben, door 't geen hy my successievelyk heeft weten e bezorgen. Dit maakt het zoo moeyelyk by anderen te gaan, en toch heb ik geld noodig. 't Loopt in een kring rond. Ik moet geld hebben om te kunnen werken, en eigenlyk zou ik moeten werken om geld te krygen. Dat valt my op 't oogenblik moeyelyk, want ik wil en moet eerst naar huis. Ik ben geagiteerd als ik aan u en de kinderen denk. Ook verveelt 't my hier. Ik wil weg. Om je nu al de pogingen te beschryven die ik uitdenk en in 't werk stel, is onmogelyk. Je weet hoe 't daarmee gaat. Ik loop en zit | |
[pagina 127]
| |
heele dagen te denken. Als er wat lukt haast ik my 't u te doen weten. De hoofdzaak is: ik wil naar huis. Begryp nu dat ik daarvoor noodig heb 1o. hier afbetalen (anders sny ik my eens vooral 't terug komen af) en dan nog wat in de hand om thuis niet dadelyk in nood te zitten. Maar ik heb toch hoop, wees maar niet verdrietig. Uw verlangen naar 't effect van de minnebrieven is natuurlyk. Maar men is bang. In een haagsch voddig blaadje word ik hevig aangetast, doch in de Utrechtsche en Middelburger Courant verdedigd. Ik zend u die. Maar let eens op hoe de Utr. en Midd. Couranten die alles zaamgegenomen voor my zyn, gedurig door reserverende tusschenzinnen zich trachten te dekken en daardoor juist bewyzen wat de middelburger zegt: ‘de dag is nog by lange niet aangebroken dat men zich durft neerzetten tot het rustig opmaken der conclusiën.’ (N.B. 't is geen kleinigheid zóó te schryven dat recensenten die anders nog al verwaand zyn hun oordeel niet durven uitspreken!) Maar begryp nu dat juist die weifeling, die vrees my sterk maakt. Als de minnebrieven geen diepen indruk maakten zou men zoo bang niet wezen er over te spreken. Ten slotte barst het | |
[pagina 128]
| |
toch los. Zoo iets moet broeyen. Men begreep den M.H. (die veel eenvoudiger is) in 't begin ook niet. (Ik heb in de Midd. C. ††† gezet waar de recensent een tusschenzin of reserve gebruikt! 't Is komiek!) Maar nu kreeg ik gister avond een briefje van Gunst waarby hy 1o. my 't manuscript aanbiedt van eene recensie voor den Dageraad, zeer gunstig, doch ik vind er weinig talent in, en de schryver dwaalt te veel af op terreinen die eigenlyk de minnebrieven niet raken. Enfin! Maar gunstig is het. Als 't gedrukt is zal ik je dien Dageraad zenden. 2o. Schryft hy my dat men in Rotterdam van plan is een adres aan de 2de Kamer te rigten om haar te wyzen op den M.H. en de Minnebrieven. De steller zal zyn de heer I.T. Dutillieux. Meer weet ik er niet van. Ook niet wat dat zal kunnen uitwerken. Maar een ding is zeker als dat gebeurt dan komt zoo'n adres in de couranten en de minnebrieven moeten dan overal besproken worden, en er zal roering komen. Maar alles geeft my minder dan op 't oogenblik: geld! Als ik dat heb zal ik zelf wel de noodige roering maken. Alles wat je my schryft over de kinderen doet my innig aan. Ja, heerlyk om Edu de gymnastie | |
[pagina 129]
| |
te laten leeren, 't is het nuttigste wat er is. Maar kan men die lessen by wonen? Ik wou dat je eerst zag hoe het gaat. 't Spreekt vanzelf dat we die fr. 12 's maands er graag voor overhebben. Waar alles vandaan komt komt dat ook vandaan. Weldra zal er meer noodig wezen voor 't lieve kind. Ja ik hoop ook dat we gaauw middelen zullen hebben om te beginnen met muziek. Non moet later ook gymnastie leeren. Maar, hoor eens, ik wou graag voor Edu begint nog zyn naveltje eens laten onderzoeken, ik heb nog altyd vrees dat daaraan iets mankeert. Ik hoorde verleden dat zoovele kinderen navelbreukjes krygen omdat de streng te kort is afgeknipt. Dat... [Hier breekt dit velletje papier af; een aansluitend stuk heb ik niet gevonden.] |
|