Brieven. Deel 5. Minnebrieven-tyd 1861
(1892)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 87]
| |
mag niet. Ik heb geen tyd, ik moet je verwaarloozen, maar jy moet schryven. Je bent myn beste beste Tine, myn Tine. Geloof my dat Siet een engel is voor mij en die beste Theodoor ook. Ik zal je wat weinig schryven deze dagen, wees er niet ongerust over. Ik heb geen tyd. Ik heb een rare historie (geen vrouwenzaak). Ik biologeer. Laat my begaan. [Dek was in kennis gekomen met twee heeren, Schuurman, die met zekeren van Heekeren, of Hekeren, die naar ik meen ook séances gaf, studie maakten van biologie en magnetisme. Dek stelde in hun proefnemingen veel belang en was er dikwyls by tegenwoordig. Ook zelf nam hy proeven. Door gebrek aan loisir is hy er mee opgehouden. Later heeft hy enkele malen deze of gene in slaap gebracht. Hy deed het evenwel ongaarne, daar hy zich niet zeker voelde. Een paar jaren later byv. was hy eens op bezoek by den heer Laan, onderwyzer te Amsterdam, toen de dienstbode binnen kwam, jammerende van de kiespyn. Ik, die geen geld heb voor u, voor my, voor | |
[pagina 88]
| |
de kinderen, heb een gezin gered dat gisteren f 400.- noodig had. Dat is myn antwoord op de door v.H. rondgestrooide vertelling ‘dat ik een afzetter ben, dat ik een dief ben.’ Ter terugbetaling dierf 400 schryf ik die Minnebrieven. Laat my begaan. Maar er is ook my geld toegezegd. Alles gaat zoo slymerig. Behalve wat ik doe. Die man moest vóór 11 Juny f 400 hebben en hy had ze den 10den. Dag engel. Och, ik wou je zoo graag een brief van Siet zenden. Ik kan 't haast niet laten, 't Is een edel kind. Nooit is er zoo'n schryver opgestaan? Dat is waar ! Ik zal 't je toonen! Ik zal schryven als een god en een duivel. Ik zal ze betooveren en laten beven. Dat zal ik. Maar talent is 't niet, het is ziel! Klaag niet over myn verhouding met Siet. Zy inspireert my. Schryf haar dat. Als je 't goed vind. Kus de lieve lieve kinderen. Ik ben in een stemming om te schryven als een onweer. De Max zal er niets by zyn. Laat my begaan. Ik verlang dol naar u, maar nu zou ik niet thuis komen al kon ik, want ik moet eerst myn minnebrieven afhebben. | |
[pagina 89]
| |
Hoe sta je met je geld? Ik meen of je dadelyk noodig hebt? |
|