Brieven. Deel 5. Minnebrieven-tyd 1861
(1892)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 65]
| |
ik voel heel goed dat je je pligt doet. Ik antwoord je dadelyk om je dat te zeggen. Ik zal trachten Siet te sparen. Wat je zegt over ‘in huis’ en zamen te zyn begryp ik en ik ben dat met je eens. Het arme kind is dringend en vurig en ik schryf het grootendeels toe aan den knellenden band waarin zy altyd gehouden is. De natuur laat zich niet wegcyferen, en komt te sterker voor den dag naarmate zy meer onderdrukt is. Ik verzeker je dat ik heel goed wat myzelf aangaat haar zou kunnen afschryven, maar het stuit my geweldig haar alleen te laten staan, vooral daar ik haar dan de grief laat zich geheel te hebben blootgegeven en dat ik de deugdzame speel. Ik had dit dan ook eer moeten doen, maar ik had zoo'n hartstogt niet voorzien. Dit zal altyd jammer van je blyven dat je zoo iets niet geheel kunt begrypen omdat je 't niet deelt, hetgeen louter een verschil van physieke organisatie is. Je bent niet wellustig, en kunt dus niet geheel indringen in de positie van anderen die 't wel zyn. Weet je wel dat zulke stumperts dikwyls geheele nachten doorbrengen in razende begeerte? Nu zeg je wel dat je er medelyden mee hebt, en dat geloof ik wel, maar 't is toch altyd met een overwinning op je zelven, want in den grond heb je er afkeer van. Ik neem je je opmerkingen in dank af, en be- | |
[pagina 66]
| |
weer zelfs dat er niets moet gebeuren noch in noch buitenshuis. De zaak is maar hoe ik het zal aanleggen om haar te sparen zonder haar terug te stooten of te grieven. Zy heeft my ronduit verklaard dat zy my wil toebehooren, als ik nu de Grandisson uithang staat zy alleen en beschaamd. Er is daarin een soort van valschheid. En aan den anderen kant wensch ik zelf toch dat er niets gebeure, èn voor haar, èn voor my. Toch spyt het my dat je iets tegen haar hebt, want zy vereert je als een heilige. Van tyd tot tyd deel ik haar iets mede uit uwe brieven, en zy zou voor je door een vuur vliegen. Nooit schryft ze my of er komt in voor over u, en als ze in twyfel is tusschen haar hartstogt en voorzigtigheid komt er altyd by, ik wou Everdine daarover spreken. Siet weet dat ik dol op je ben, vraag haar daar gerust naar, of liever let er op hoe zy denkt over myn gevoel voor u, en dan zal je inzien dat je dikwyls een heel ondankbaar wicht geweest bent, omdat je altyd zegt: één meer! Daar doe je zonde aan. Maar ga je nu niet verbeelden dat S. alleen physieke behoefte heeft en verder een prul is. Zy is uiterst knap, intelligent, onafhankelyk van geest, poetisch en scherp te gelyk, heel opregt, | |
[pagina 67]
| |
trotsch, eerzuchtig.... en ga dan hare opvoeding en omgeving eens na! 't Is waar dat zy my aantrekt door hare vurigheid, maar als 't dat alleen was zou het weinig wezen. Ik beweer dat zy een interessant kind is, dat wel waard is dat men op haar let, en haar helpt iets anders te worden dan een huishoudster. Nu hecht zy zich aan my, wenscht hare toekomst aan ons te verbinden en ik kan niet zonder valschheid haar afstooten. Ik zag haar het liefst by u, zonder my, want ik beken dat eene intrigue niet goed zou wezen. Ik heb nog geld en kan je wat zenden. Ik kan je wel fr. 100 zenden, en dat zal ik doen. 't Is by jou beter bewaard dan by my. 't Is valsch van je dat je zegt dat Siet hoogstwaarschynlyk meer waarde heeft dan jy, en dat zy veel geschikter voor my zou zyn. Dat kan je niet meenen; zeg nu eens opregt of je dat meent? Je weet heel goed dat ik dood ongelukkig zou wezen zonder jou, en je begrypt heel goed het onderscheid tusschen eene caprice en de verhouding tusschen u en my die oneindig inniger is. Zeg nu eens op je woord van Tine of je dat meent? 't Is valsch van je. En je zou heel kwaad worden als ik je niet tegensprak op dat punt. Lieve beste dat is niet waar dat ooit iemand geschikter voor my zou wezen dan jy en dat weet | |
[pagina 68]
| |
je ook heel goed, en ook weet je heel goed dat ikzelf, als het op kiezen aankwam u nooit zou opgeven. 't Is een politiek van je om dat te zeggen, maar 't is niet mooi van je. Och, die beste jongen met zyn tol, en Non met haar oneindige kraaltjes. Ik word zoo heet als vuur als ik aan huis denk. Kun je een extrapleziertje bedenken, doe het dan, ik zal je geld sturen. Jammer dat het weer zoo koud is. Gebruik den eersten warmen dag voor een extra plezier, ryden byvoorbeeld. 't Spyt my dat er in je brief passages voorkomen die Siet moeten hinderen, anders zou ik haar dien laten lezen, maar nu mag het niet. Hare wyze van zyn op de Buthe die ik geheel aanneem, is zeker haarzelve onbekend, juist omdat zy onschuldig was, en zich niet voornam om zoo te zyn, maar onbewust gedrongen werd zoo te wezen. Ik denk er over u een brief in de pen te geven die ik haar kan laten lezen, en waarin je my zoowel als haar liefderyk waarschuwt. Nu stuur ik dezen maar weg om je niet te laten wachten op antwoord. 't Is nu 6 Mei, en ik schryf met verkleumde vingers. Dag lieve hart, ga toch nooit denken dat ik iemand boven je stel. Kus de lieve jongens. Dag myn Tine, myn eigen Tine. |
|