XV.
Dingsdag.
[poststempel: 30 April 1861].
Lieve hart.
Ik ben aan 't werk voor Nygh wiens brief ik je gisteren zond. Wat er van teregt zal komen weet ik nog niet. Ik gun my geen tyd om uit te gaan om geld te wisselen. Maar dat is ook de zaak niet. Ik was vreesselyk gepreoccupeerd over de vraag of je voor 1°. moest verhuizen. Neen, blyf nog, ik ben nog altyd in afspraken en ik kan nu niet beslissen. Eerst moet dat ding voor Nygh af, dan zal ik zien of ik by hem teregt kan. Ik werk moeyelyk en niet naar myn zin.
Ik zend je toch f 60. Ik ga in godsnaam wandelen want ik ben dof. Ik heb niet de minste imspiratie. Dag engel, ik heb je dol lief. Kus de kinderen.