op als decisie om te verhuizen, en 10 april als een wensch om thuis te komen. Welnu als ik kan zal ik je zenden [geld voor het verhuizen, namelyk] ook al waar er geen kwestie van den laatsten, en als ik kan kom ik thuis ook al waar er geen kwestie van 10 april. God weet, dat ik zulke aansporing niet noodig heb. 't Is my heel bitter.
Ik smeek je den boel gaande te houden. Ik ben tegen verhuizen. Als ik kans zie zal ik u naar den Haag brengen.
Volgens van Straten (en ook volgens de brieven die hy my voorlas) is de schuld van 't uitstellen der inschryving te wyten aan van Vloten, die, toen alles klaar was, en den dag toen het stuk in zee zou gaan, op eens nog eerst wilde confereeren. Van Straten is er kwaad om. Hy wil nog altyd. Heden spreekt hy met Veth, - maar de heele positie is zoo gecompliceerd vooral door de aanbieding van den minister om naar Indie te gaan - of wel het wachten op den nieuwen Gouverneur-Generaal - dat ik je niet alles kan vertellen. Ik moet geduld hebben.
Wy zeggen dikwyls: het is erger geweest. Welnu, dat is thans de waarheid. Ik ben wel met Rochussen. Als van Zuylen, G.G. wordt, dat nog mogelyk is zoolang er geen ander benoemd is, zou hy my steunen. De tegenwoordige