Brieven. Deel 4. De Havelaar verschenen 1860
(1890)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 179]
| |
dentie met vertalers. Stryd tegen allerlei praatjes die uit den hoek komen van de Kerkhovens en van der Huchts. Gedurig nieuwe relatien met meer of min succes. Kortom 't is een heele ceel, en sommige dingen eischen een relaas van langen adem dat heel prettig in 't praten is, maar vervelend om te schryven. Ik heb veel stof tot vertellingen, dat zal je zien. Sedert maanden sta ik gedurig op de schop om thuis te komen, en telkens begryp ik dat ik nog wat blyven moet. Ik zal je nu eens wat meedeelen, dan kan je wat oordeelen. (Ik had dat eigenlyk voor mondeling bewaard.) Voor drie weken zei men my in het Poolsche koffiehuis dat er een heer naar my zocht. Den volgenden dag werd ik dan ook aangesproken ... (och ik heb geen lust alles precies te beschryven. Praten is prettiger; dus later de byzonderheden.) Kortom de jonge van Straten (eerst reeder in Amst.) trekt zich myner aan, en ik ben bezig hem en Veth voorop te stellen voor eene nationale inschryving. Dat heeft voeten in de aard, maar als het lukt zyn wy geholpen. Van Straten en zyn vrouw zyn allerliefst voor my. Hy vraagt my tweemaal in de week te eten etc. Schryf een brief aan Mevrouw Starkenborg van Straten geb. Bruinier. Lieve Mevrouw! Na al hetgeen ik van Dekker | |
[pagina 180]
| |
vernomen heb voel ik my gedrongen u te schryven. Hy heeft my de hartelyke wyze medegedeeld waarop u en de heer v.S. zich zyner hebt aangetrokken, en ik kan niet nalaten, hoewel thans nog onbekend, u daarvoor mynen innigen dank te betuigen. (Schryf voorts over my wat uw gemoed u ingeeft, doch in den zin dat gy wat ook de opinie was van andere menschen die my niet kennen, altyd moed en vertrouwen hebt gehouden op de toekomst, en dan byv.: wy hebben moeyelyke dagen doorgebragt maar dat vertrouwen zal my nooit begeven.) Dekker schryft my dat gy ook twee kinderen hebt, zooals wy. Onze Edu is byna 7 jaar en de kleine meid ruim 3. (Wat over de kinderen, en dat je als het hoognoodige er maar is voor hen, en als zy gezond en vrolyk zyn, en niet direct lyden onder onzen tegenspoed, al het overige betrekkelyk ligt draagt.) Schryf iets over uwe familie die ons tegenwerkt, maar dat gy u aan my sluit en vast vertrouwt dat eindelyk alles goed zal komen. Voorts hartelyk, en hoop haar te zien. De brief kan niet te hartelyk en te intiem. Wil je dat doen, beste? Tracht my op de hoogte te houden van de | |
[pagina 181]
| |
komst van v. Vloten. Zou je my ook kunnen zeggen waar hy logeert? Ik wou hem niet graag misloopen. Ik heb uw lieven brief van Zondag. 't Doet my altyd zoo'n pleizier dat je zoo van de kinderen schryft. Nog iets. Schryf een brief aan de tantes. Dat je hoopt spoedig haar te kunnen helpen (dat is zoo. Ik heb hoop!) en schryf dan zoo over my en myn tobben, dat er een antwoord komt dat my dienen kan om te toonen dat ik en gy toen we maar eenigszins konden haar hebben bygestaan. Het was my veel waard een brief van de tantes te hebben die van dankbaarheid getuigde voor vroegere hulp. Zie je daar kans toe? Zoo ja, spoed! Schryf dat wy hoogstwaarschynlyk zeer spoedig haar weer kunnen helpen, en dat ik hoop weldra in staat te zyn haar te verzorgen zoo als vroeger (dat is waar!) maar doel daar goed op om een hartelyk antwoord te provoceeren. Laat er ook in vloeyen dat die historie met hun geld een gevolg is van de my te beurt gevallen miskenning en omdat ik als altyd my heb opgeofferd voor anderen. Een goede brief van de tantes is my op dit oogenblik veel waard. Dag engel. Dank voor de briefjes van 't menschdom. |
|