tendentieuse lompheid. Aan tâble d' hotes word ik gesard, in logementen...
Dat de hier bedoelde vyandelykheid niet overal bestaat, weet ik wel. Maar ... ik moet er altyd op verdacht zyn!
Bayle spreekt ergens in z'n Dictionnaire (op 't artikel Uriel Acosta, meen ik. Ik heb 'n Bayle, maar 't naslaan zou me afleiden) van 't vreeselyke eener excommunicatie. 't Is veel erger zegt-i, dan 'n geschreven vormelyk vonnis. Niemand die 't niet ondervond (hy moet het ondervonden hebben, misschien wel naar aanleiding van z'n verhouding tot de vrouw van den theologisch hatenden Jussieu!) anders kon hy 't niet weten. Doch wáár is het!
[Een en ander staat er, gelyk ik het hier drukken laat.]
Honderd dingen die 'n ander makkelyk vallen zyn voor my ondoenlyk. Ik zou 't byv. wel laten, in Holland 'n publieke bibliotheek te bezoeken, vergunning te vragen een gebouw te bezien, of iets van dien aard. In een woord: ik ben schuw! Zonder de menschen te vreezen, vrees ik de ontstemming die ze my veroorzaken.
Een voorbeeld! Het is al jaren geleden, en ik zou niet zoo ver hoeven terug te gaan, wanneer 't me niet te doen was om iets sprekends.
Kort na den Havelaar had my de heer Van