| |
| |
| |
IX.
Vrydag avond,
(volgens den inhoud: 9 Dec.)
Lieve beste! Van den morgen ontving ik uw briefje met den turf, maar ik begryp niet dat er geen geld by was. Want je schryft: ‘Ik zal zien of ik dezen met de diligence kan zenden, als Jan het geld wil geven. Het ìs per deligence, en geen geld! wat moet ik nu daarvan denken? Je begrypt dat ik ongerust ben. Wat zyn dat voor zonderlinge dingen, Eef, begryp je niet dat ik daarover nu weer in angst zit?
Ook Jan begryp ik niet. Waarom heeft hy dan gezegd: ‘neen, die menschen mogen niet de eer hebben u te helpen, vraag my wat ge noodig hebt, en ik zal het u dadelyk geven.’
Wat moet ik nu doen?
Om godswil plaag me toch niet, Eef! maak myn positie niet moeyelyker door zulke dingen. Daar zit ik nu weer god weet hoe lang met het mes in de buik! En ik heb zooveel kalmte noodig, godbetert! Je begrypt dat ik nu geen lust heb je over wat anders te schryven. Ik kan ook niet, want het is koud op myn kamer. Antwoord met spoed of er geld in dat pakje was?
Ik weet nu niet wat ik doen moet. Ik heb te
| |
| |
schryven en kan niet, want ik kan met myn kagcheltje waarin maar 1½ turf gaat, het hier niet warm stoken. Ook heb ik geen lamp, ga eens na. Uitgaan kan ik niet want ik heb geen geld. In de koffykamer zitten kan ik niet om niet te veel gezien te worden. Er hoort wat toe om by zulk een positie groote zaken door te zetten.
De brief van v.L. aan Rochussen is flink. Er staat ‘dat hy moet oppassen, dat ik zooveel sympathie heb in Amsterdam, dat er in Amsterdam zooveel ontevredenheid heerscht, over de spoorwegen en dat ik juist de man ben om den boel in vlam te zetten. ’Indië heeft een man noodig en Dekker is die man.’
Dat alles is goed, maar die vervloekte byzaken. Van avond staat er een tweede artikeltje in de courant. De Bull zal het u dadelyk zenden. Ik ben zeer verdrietig over de byzaken. Neen, Jan moet niet weer naar R., waarachtig niet.
[Ziehier het artikel waarvan boven sprake is: Het komt voor in de Amsterdamsche Courant van Zaterdag 10 December 1859.
| |
Ingezonden.
Aan de redactie van de Amsterdamsche Courant.
Ik neem de vryheid u te verzoeken eene plaats te verkenen aan de volgende regelen, onder mededeeling
| |
| |
dat ik een gelyk verzoek rigt tot de redactie van het Algemeen Handelsblad.
Indien ik de eer geniet myne woorden door die beide organen der publieke meening opgenomen te zien, al ware het ook opgenomen zonder adhaesie, zoude ik daardoor een doel bereikt hebben, dat ik my voorstelde op den oogenblik toen ik voornam optetreden als indische specialiteit.
Dat doel was: niet te behooren tot eene bepaalde rigting. Niet in den zin althans van: party, school, factie, regter- of linkerzyde.
Ik wensch te behooren tot de geestverwanten van wie het goed meenen met Nederland en met Indië.
Dit nu beweert ieder. Tk ben verpligt hier te spreken van my zelf, opdat men my geloove waar ik die verwantschap aanvoer als inleiding by het publiek.
Ik was oost-indisch ambtenaar, en heb, onbemiddeld, myn ontslag gevraagd, omdat ik my niet kon vereenigen met de wyze waarop Nederlands-Indie bestuurd werd. Myne grieven waren niet personeel; integendeel. Ik had veel goeds genoten van de indische regeering; zeventien jaar lang gaf my die regeering brood en eene deftige positie.
Myne grieven waren gewetens-redenen. Ik achtte my verpligt optetreden tegen de wyze waarop de bestaande wetten en reglementen worden ten uitvoer gelegd. Ik laat nu in het midden hoe ik oordeel over die wetten zelve, daar het ydel is te spreken over regeerings-systemen, zoolang men niet zeker is, dat eenig systeem
| |
| |
gevolgd wordt. Het is volkomen hetzelfde wat men beslisse te 's Hage of te Buitenzorg, zoolang die beslissing in weerspraak blyft met de uitvoering.
Er staan schoone bepalingen in de Staatsbladen; bepalingen die der menschlievendheid van de ontwerpers eer aandoen.
Maar ze worden niet opgevolgd; en dat is de schuld van de Regeering die het schipperen aanmoedigt en beloont, en eenvoudige pligtsvervulling bestraft.
Ik heb naar de mate myner kracht beproefd de oogen der Regeering te openen, en ben daarover berispt
Toen heb ik myn ontslag gevraagd, niet omdat ik te prikkelbaar was om eene berisping te verdragen, maar omdat de berisping my belette mynen pligt te doen. Als het noodig is, zal ik de byzonderheden van die zeer excentrieke handeling openbaar maken, doch liever bleef ik hiervan verschoond, omdat ik, waar ik pogen zal groote zaken te behandelen, de kleinere wensch voorby te gaan.
Alleen dan zou ik overgaan tot het openbaren myner persoonlyke ondervinding, als ik vermoedde behoefte te hebben aan een kredentiaal.
Ik stel het hoogste belang in Indië. En die belangstelling is niet als van den scheepskargadoor of den touwslager, die inziet dat hy door Indië touw slaat of kargeert, neen; het is de belangstelling in een vaderland. Ik ben niet in Indië geboren, maar ik heb er geleefd, en dat zegt meer.
Ik heb er geleerd, gedacht, geleden; ik ben er opge- | |
| |
voed. En zag men nooit het kind de zorgende voedster aanhangen boven de moeder die het ter wereld bragt ... zonder meer?
Myne gehechtheid aan Nederland is reglementair; er staat geschreven: eer uwe moeder.
Myne liefde voor Indië komt uit het hart. Ik zou het liefhebben al ware er haat bevolen.
Die telegram van Batavia, 23 Oktober, was my een donderslag. In de eerste opwelling riep ik, niet wat anderen zeiden: is het mogelyk? Ik zeide: nu reeds?
Want dat het zoo komen zal, zoo komen moet, is zeker.
Aan wien glimlachend meent dat ik hier ben een ‘prophète après coup,’ geloof ik te mogen antwoorden dat ik geprofeteerd heb vóór den slag. Ik hoop niet genoodzaakt te worden publiciteit te geven aan de verdrietige kassandra-rol, die ik speelde voor jaren reeds, toen nog alle berigten rust en tevredenheid ademden.
En dat ik die rol niet op my nam uit voorliefde, zal ik hier aantoooen. Want ik vatte de pen op om iets bemoedigends te zeggen. Och, mogt ik dat dikwyls kunnen doen!
Ik vertrouw dat de ontvangen telegram weldra blyken zal, niet in verband te staan met de gewigtige gebeurtenissen die Indië en Nederland boven het hoofd hangen. Wanneer ik my hierin niet bedrieg, zou er misschien nog tyd wezen om het zwaard van Damocles te bevestigen aan steviger koord dan het omineuse paardenhaar.
Vooreerst: men begint met de bonische expeditie.
| |
| |
Dit reeds toont aan, en wel op dubbele wyze, dat het later volgende minder gewichtig is; want:
1o. | Waar het huis in brand staat, begint men niet te spreken over eene gebrokene glasruit. |
2o. | Men zendt zyne beste krachten niet naar buiten als ze binnen noodig zyn. Zóó onbekwaam toch zal wel geen gouverneur-generaal wezen, dat hy in een kritiek moment Java zou ontblooten om te laten guerroyeren in Boni. |
‘Men vreesde voor onrustige bewegingen op Java. De inboorlingen namelyk dachten dat men ze met geweld zou vervoeren naar Boni.’
De inboorlingen zullen zich herinnerd hebben hoe ze wel eens meer zyn gedreven naar onwettige heerendienst, ondanks de stellige voorschriften van Staatsblad en menschelykheid. Hunne vrees was niet zoo heel ongegrond. Eene andere vraag evenwel is of die tegenzin in argonauten-tochten eene oorzaak kan geweest zyn van oproer? Ik geloof het niet. Van ontevredenheid ... zeker! Maar by opstand is noodig een focus, een noyau, een centrum, en dat mis ik in de telegram.
Wanneer er stond in de residentie A, B, C, is eene onrustige beweging ten gevolge van het oproepen der koelies voor de bonische expeditie, zou de zaak my bedenkelyker voorkomen. Er schynt sprake te zyn van ontevredenheid op eenige verzamelplaats van Koelies, dat is te Batavia, of waarschynlyk te Soerabaya, en dit beneemt aan ons berigt byna al het onrustbarende.
In dat geval namelyk is de zaak op politie-terrein,
| |
| |
en raakt de staatkunde niet. Zy zou slechts daarstellen eene nieuwe grieve by de vele overige, doch geenszins als hoofdgrief de onmiddelyk voorafgaande aanleiding tot het ontploffen der myn.
Het is waar, daartoe is slechts ééne vonk noodig. Amerika werd geboren uit de regten op de thee.
Ik zou dan ook minder gewicht hechten aan de bemoedigende beschouwing, dat er geen binnenlandsche streek genoemd wordt, indien ik niet vooral steunde op de gronden die ik het eerst noemde.
Op Banda(?) was eene zamenzwering ontdekt tegen den resident.
Dat beduidt niets. Het kan onaangenaam wezen voor dien resident, maar Banda heeft volstrekt geen beteekenis. Als dáár, onder de perkslaven, ontevredenheid heerscht, oproer zelfs, zou dit alleen de muskaatnoten doen stygen in prys, en willigheid geven op de markt van militaire heldendaden.
Banda is een schip met bemanning, geen land met ingezetenen.
Helaas, er zyn geen bandanezen! De bandanees is eene mythe als Hengist, eene overlevering als Deukalion.
Nog wordt Adeka's graf - het is waar, er is een byzonder gesuis in de nabyheid van dat graf - den reiziger aangewezen. De wind suist door de getande heuvelen en speelt weemoedige toonen op zyn aeolusharp, de sentimentaliteit reciteert er de sesquipedalische verzen van Helmers.
Maar Adeka's landgenooten zocht hy te vergeefs.
| |
| |
Waar ze gebleven zyn? O, vraag dit aan het roemryk voorgeslacht.
Vraag den Yankee waar de Amerikaan bleef, vraag aan Spanje waar de nazaten zyn van Atuliba, Montezuma....
Neen, de Bandaneezen kunnen niet opstaan, want er zyn geen Bandaneezen.
Hoe rustig zal 't wezen als ook de Javanen tegen allerlei uitspatting zullen gevrywaard wezen door.... extinctie!
Ik geloof dus dat men onregt had gister op de beurs zoo ontstemd te wezen. En dat dalen der fondsen was voorbarig. En ten onregte waren de schouwburgen ledig.
Ik was niet op de beurs. Ik heb niet van ontstemming of fondsendaling gehoord, ik weet niet of de schouwburgen onbezet waren.
Ik gis dit maar, omdat ik veronderstel dat ieder nederlander zal inzien hoe noodlottig eene telegram als de aangekomene werken zoude op het bestaan van Nederland, wanneer ze eens zoo ernstig ware als men haar zou kunnen opvatten.
En hoe noodlottig eene dergelyke telegram werken zal, als ze eenmaal komt zonder vat te bieden aan bemoedigende beschouwingen...
Caveant Consules!
Eduard Douwes Dekker,
op verzoek eervol ontslagen Assistent-Resident.]
|
|