Brieven. Deel 3. Het ontstaan van den Max Havelaar 1859

XXIV.

Brussel, dingsdag avond.
(postmerk 23 Nov. 1859).

Lieve hart! Ik ontvang van avond uw briefje van Zondag.

Morgen vroeg ga ik naar Amsterdam. Ik zal daar aangekomen zyn morgen avond en van daar schryf ik je.

Ingesloten den brief van Jan. Hoe vind je dien v. Lennep? Dàt is royaal en flink, een man van hart! Ik heb respect voor hem. Dag lieve Tine,

[p. 154]

ik ben te geagiteerd om te schryven, maar morgen avond schryf ik je van Amsterdam! Die v.L. is een man. Hy zegt niet dat boek is mooi, maar hy neemt de zaak in de hand. Dat is hart! Dag Nonnie, en Edu-max.

Hoe vind je van Lennep en extase? Och dat alles doet me zoo goed voor jouw, hoor, voor jouw!

[Hier volgt de brief van den heer J. Douwes Dekker aan zyn broeder, die by XXIV ingesloten was.
Brieven van multatuli's eerste echtgenoote zyn uit dezen tyd niet aanwezig.]