XVI.
Zaturdag morgen,
(zonder postmerk. Naar berekening 5 Nov.)
Lieve hart! myn boek wordt ingebonden. Over een paar uur kan het droog wezen, en gaat nog heden weg met van Gend. Myne oogen hebben rust noodig, dat is alles.
Ik verzoek u aan Jan te zeggen dat ik het nog corrigeeren moet voor schryffouten enz. Ook moet ik de noten nog maken voor maleische uitdrukkingen die het publiek niet verstaat, dag hart!
Zoodra ik weer schryven kan, zal ik u schryven wat er met het ding moet gedaan worden. Ik gis