Brieven. Deel 3. Het ontstaan van den Max Havelaar 1859
(1890)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 39]
| |
nog niet geschreven omdat ik eerst wilde weten of er iets volgt op myn schryven waarin ik een briefje aan Jan insloot, en dien brief scheen je nog niet te hebben. De reden dat ik toch schryf, is om u te zeggen dat ik gisteren hier gekomen ben. Myn adres is: Bruxelles, au prince Belge. [Hy bevond zich dus te Brussel, en wel in hetzelfde hotel waar hy een jaar vroeger zoo vele maanden doorgebracht, en zyn ‘Brief aan den G.G. in ruste’ geschreven had. Uit dezen en uit de volgende brieven zal men kunnen zien op welke wyze hy zich daar had staande gehouden. Hy was zichzelf geweest, en had zich gegeven aan zyn omgeving met die eenvoudige en toch zoo zeldzame beminnelykheid die een zyner kenmerkendste eigenschappen was. En de wisselwerking bleef niet uit. Want de terugkaatsing van de indrukken door hemzelf verwekt, verwarmde hem thans. Voor my die hem zoo goed kende is 't dan ook hoogstwaarschynlyk dat de bitterheid die het vaderland hem bood, hem nog niet tot het schryven van den Havelaar geperst zou hebben, zoo er niet iets liefelyks, iets wat hy als poezie kleuren kon in zyn naaste omgeving ware bygekomen.] Neen, adresseer Mr. E.D.D. hotel du Temple, Anvers. Alleen als je berekent dat er haast is dan direct naar Brussel. Ik doe dit om Fuhri... [Dit was een hotelhouder in den Haag aan wien | |
[pagina 40]
| |
multatuli geld schuldig was gebleven in den tyd dien hy met verlof in Europa had doorgebracht. Fuhri maakte het hem nu daarom lastig.] ... Ik kryg de brieven goed, dat blykt uit den van daag ontvangenen, en het is voorzigtiger. Laat zelfs den naam van het hotel en straat te Antwerpen weg. Als men dan navraagt, zou Fuhri alleen aan de post kunnen hooren waar ik ben, en die zeggen het niet. Dewyl ik u dus, in weerwil van myn vertrek van A., de brieven toch daarheen zenden laat, hetgeen maar weinige uren schelen kan, verzend ik dezen heden avond niet. Myne bedoeling is eerst antwoord te hebben op myn schryven, anders croiseert het gedurig. Dus lieve, voortaan schryven wy alternatief. Lieve beste, je hoeft niet te frankeeren, ik heb nog geld genoeg. Ik ben te Antwerpen goed gescheiden, en hier ben ik gister met een hoerah ontvangen. Ik zag dat alles er van ontdaan was, en merkte indedaad eene soort van hartelykheid, die in 't komieke liep. Het huis was op stelten en het moest dadelyk meegedeeld worden aan de vrouw aan den overkant, die een groentewinkel heeft. Ook de waschman moest het weten (N.B. die man had my zoo vaak gecrediteerd!) en ik hoorde van iedereen, hoe men altyd over my gesproken had. Pauline had een | |
[pagina 41]
| |
kindje, en Melanie was nog in den confiturierswinkel, en ze hadden zoo dikwyls naar my gevraagd, en Pauline was voor de menschen getrouwd, maar ìk mogt wel weten dat ze nog trouwen zou, en... en... Kortom, 't was of er een familielid terugkeerde. Als ik dus noodig heb my staande te houden, houd ik het er voor, dat het hier mogelyk is. Moeyelyk en zuur blyft het immer. Want al wil men wachten met de hoofdzaken, dan zou het weer het oude gemaal wezen met waschloon, brand, schoenen enz. Ik zeg dit niet voor 't oogenblik, want ik heb nog fr. 50, maar later. De zaak is dus dat hoe onprettig, hier evenwel de eenige mogelykheid is om zonder geld te leven. Ik heb er evenwel nog niets van gezegd. Ik wil eerst weten hoe het by u gesteld is. Ik kan niet gelooven dat Jan u zou laten trekken naar zulk eene aventureuse onderneming. Uw briefje van heden geeft my flaauwe hoop op eene uitkomst. Lieve beste, vergeef my dat ik u verdriet heb aangedaan, maar ook ik was gek van smart. Je hadt je daarop niet zoo in 't breede moeten verontschuldigen. Verbeeld je dat ik hier een brief heb ontvangen, dien Henriette den 2den augustus naar Visé heeft gezonden. De inhoud is: uwe geboorte-acte (dat | |
[pagina 42]
| |
weet je reeds) voorts dat ik een slecht sujet ben, dat je niet geholpen kunt worden ‘voor je ten toppunt van ongeluk zyt’ en dan ‘God schenke u kracht en wysheid, en vertrouw op hem die alles bestiert.’ Hoe die brief hier komt, is te lang om uit te leggen. Ik begryp het wel. Maar hoe vind je 't? Eerst moet je ten toppunt van ongeluk zyn voor je geholpen kunt worden! 't Is vee... En God moet er altyd by ... dat spreekt, zei Bouma. Natuurlyk dacht ik hier aankomende aan Eugenie. Maar 't was my moeyelyk haar te doen weten dat ik hier was. Daarheen gaan kon ik niet. Ik vraagde in myn huis of niemand naar my gevraagd had? neen. Dit deed my al dadelyk denken dat ze weg was, want ik had haar, zooals je weet geschreven dat ik komen zou. Ze had my dus al een week moeten wachten. Eindelyk vond ik een jongetje die een briefje kon bezorgen, en jawel, ze is weg! Ronduit gezegd is hierin iets dat my plezier doet. [Dit is de eerste maal dat in deze brieven sprake is van Eugenie, die ook in de volgende nu en dan genoemd zal worden. | |
[pagina 43]
| |
aangelegenheden als deze ‘Dek’ zeggen. Dit was zyn gewone huisnaam, waarby hy zich gaarne liet noemen door oud en jong - toen Dek dan, uit Indie terugkeerde waar hy vrouw en kind onder de hoede van zyn broeder Jan had achtergelaten, ontmoette hy Eugenie in Frankryk. Zy was eenvoudig, bescheiden en zacht; hy vond haar lief en kocht haar, zooals zy het noemde, los uit het huis waarin zy het een ramp vond gebonden te zyn. Eugenie was noch zeer jong, noch zeer schoon, maar fatsoenlyk in voorkomen en manieren. Zy vergezelde Dek naar Straatsburg, vanwaar hy naar Duitschland reisde; maar zy wilde in Frankryk blyven, waar zy meende, als frangaise, meer kans te hebben om een eerbaar middel van bestaan te vinden. Om dit doel te kunnen bereiken, en zich van de noodige kleeren te voorzien, want zy had er nagenoeg geen, gaf hy haar geld. Ik gis, in verband met zyn gewone royaliteit, een vry aanzienlyke som. | |
[pagina 44]
| |
maar zonder uitzicht op verdere inkomsten, zag hy het afzichtelyk fantoom ‘geldgebrek’ dreigend naderen... Nog had hy genoeg, nog was het tyd om een kans te wagen, en wie weet, als nu.... In 't kort, hy ging naar de speelbank! Maar hy verloor daar wat hy had, zoo zelfs, dat hy een of twee dagen later zyn logementsrekening niet kon voldoen. De hotelhouder maakte het hem lastig, en door nood gedreven telegrafeerde hy naar Straatsburg, evenwel vreezende dat Eugenie van daar vertrokken zou zyn, of althans dat zy haar geld besteed had. Maar neen. Den ochtend na zyn telegram stond zy voor hem. Zy had nog geen uitgaven van belang gedaan, en bracht hem nagenoeg al het geld dat hy haar gegeven had, terug. Met ingenomenheid kon hy in later jaren vertellen, hoe fier zy den lastigen logementhouder haar bankjes had toegeworpen met een kort: ‘payez-vous!’ | |
[pagina 45]
| |
het oog had verloren, behoorde het tot het laatst toe tot zyn illusies haar op te sporen om haar goed te doen. Maar om dit te kunnen, had hy zelf in betere omstandigheden moeten verkeeren dan het geval was.] Myn vriend Deprez, de slagter (je ziet myne vrienden zyn zeer plebejisch en volgens Christus het koningryk d.H. nader dan de schriftgeleerde en hooggeboren Henriette) heb ik nog niet gesproken, maar wel zyn vrouw en zoon. Ik ben benieuwd hem te zien. Zyne vrouw vertelde my dat hy zeer in tweestryd was over het al of niet aannemen der offertes van een Engelschman, die uit caprice hem ryk maken wilde. Volgens haar had die man groote landeryen (weiden) en hy liet het gras daarop verrotten. Er mogt niet gemaaid worden en geen koe mogt er grazen, voor Deprez by hem kwam. Dien wou hy geld voorschieten om 400 ossen te koopen en die moesten kosteloos dat gras opeten. De winst op die ossen was voor Deprez. Voorts zou hy hebben rytuig met zooveel paarden als hy wilde, en den zoon zou hy laten trouwen met een gift van 400,000 frcs. 't Klinkt als een sprookje, maar zy zeide my de brieven te zullen toonen. 't Schynt dat die Engelschman voor jaren eens eene historie heeft bygewoond, waarby Deprez die toen bemiddeld was, een arme drommel uit den nood heeft geholpen, en dat hy dit ont | |
[pagina 46]
| |
houden heeft. Maar van Deprez' kant, zegt zyne vrouw, zyn er bezwaren om 't aan te nemen, omdat de zaak in Brussel zoo goed gaat! Dàt is dus embarras de richesse! Ik moet eerst Deprez zelf spreken, want die vrouw is praterig. Als alles zoo is, en hy het aanneemt, zal ik hem vragen my mee te nemen, dan zal ik zyn 400 ossen in een boek schryven, registreeren, boekhouden enfin. Die landeryen liggen in Frankryk. Deprez is er heen geweest, en (volgens de vrouw) is hy verbaasd over den rykdom en de weelde van dien Engelschman. Het verslag van uwe reis heeft my zeer getroffen. Kassian! Heeft Henriette u geholpen om Cranenbr. die fl. 15 terug te geven? 't Is verschrikkelyk! Waarom hebben ze dat niet eer gezegd, dat die geboorte-acte noodig was? Ik vrees dat het wel weer te laat worden zal voor de termyn van betaling. Wat een getob voor zulk eene eenvoudige zaak! Zondag morgen. Dat men tegen my ingenomen is, begryp ik, en neem ik niet kwalyk. Dat is onkunde, en onkunde is altyd kwaadaardig. Intelligentie en goedheid gaan zamen, als ten minste een van beide niet middelmatig is. Maar wat infaam is, dat is hunne behandeling jegens u. Ik ben slecht, | |
[pagina 47]
| |
gemeen, lui, al wat je wilt, goed! Maar dan moet gy zeer ongelukkig zyn, dan moet hun streven zyn u te helpen zonder my. En oppervlakkig is het logisch dat zy om u te redden, vorderen dat gy u van my afscheurt. De eenige manier daartoe was dat Henriette u by zich nam. Beter toch kon zy u niet isoleren. Overal elders zou zy moeten vreezen dat wy ons weer, tot uw ongeluk, zouden vereenigen. Als dus die geheele geschiedenis opregt was, had zy u dàt moeten voorstellen, en als dat het geval geweest ware, had ik uw briefje uit den Haag begrepen. Maar, geloof me Tine, die god-menschen deugen niet! Zy willen op de goedkoopste wyze van u af zyn, onverschillig of gy daarna, in de verte, bezwykt. Want, òf gy slaagt niet in dat plan om ginder zelve iets te vinden, en dan zou je omkomen van gebrek, òf gy zoudt wèl slagen en dan kunnen zy op hun vingers narekenen, dat ik weder by u komen en u ongelukkig maken zou. Er is dus geen schyn van welwillendheid by hen. Als zy my haatten en minachtten, en u met hartelykheid by zich namen om u aan myn quasi verderfelyken invloed te onttrekken, zou ik hunne onregtvaardigheid mywaarts geheel voorbyzien, en hen achten om de consequentie van hunne handelingen. Maar ik vraag u, wat is dat voor | |
[pagina 48]
| |
eene phrase aan eene vrouw, die door haar man ongelukkig is: ‘Gy zult ten toppunt van ongeluk moeten komen, anders is er geen helpen aan!’ en voorts hun plan de campagne is niet heel precies gearreteerd. Als zy u beschouwden als het slagtoffer van myne verkeerdheden, hoe kon dan van Heeckeren u in Maastricht dien brief schryven, waarin gy boete moest doen en u bekeeren en allerlei zotterny meer, alsof gy het slechtste mensch der wereld waart? Waarom kwam hy u niet ter hulpe toen ik naar Italie was? [En zy in Indie was achtergebleven.] Waarom nu niet, nu gy om hen hun zin te geven my zeidet u van my aftescheuren? Ziedaar, gy doet wat zy willen, gy onttrekt u aan dien verderfelyken invloed, gy maakt my matroos naar Sydney, en wat doen ze nu? Zy sturen u met f 20 reisgeld naar een ander. Geloof me, lieve beste, waar een zeker soort van godsdienst in 't spel is, is het altyd zoo. 't Is phariseesche huichelary die altyd een sabbath by de hand heeft om 't schaap niet te helpen dat in de groeve ligt. Ook zy zouden den Christus kruisigen, mits 't maar geschieden kon onder beschutting van vreemd gezag. Ook zy zouden de handen vies terug trekken van tollenaren, slagters en myn arme Eugenie. | |
[pagina 49]
| |
Ik ben eergister avond hier aangekomen en heb veel aandoening gehad van het weerzien der plekken waar ik zoo geleden heb. Alles kwam my zoo voor den geest. Ik hoop nog zoo alles eens zamen in goede positie te doorloopen. Die post, dat uitkomen der briefbestellers, dat café chantant waar ik inliep, omdat daar eene familie ‘Decq’ kunsten deed waar Eugenie zoo omgelagchen heeft. Die kamer waar ik den ganschen dag zat te rekenen en waar zy drie maal 's weeks kwam, waar ze kolen liet brengen en een luye stoel, die commode waar ik na haar vertrek zoo dikwyls een franc vond of 50 centimes, die mooi verlichte passage waar ik 's avonds zoo dikwyls uren doorbragt, al rekenende en mymerende... Ach, wat zyn de romans slecht geschreven! In dien brief van Henriette van 3 augustus staat ‘uw man die een ieder met zich zelf in 't ongeluk zou willen storten’. Dat is grappig, en doet my te meer een comieken indruk in de eerste dagen van myn verblyf in Brussel, omdat ik hier zoo hartelyk ontvangen ben. Als iemand alle die bewyzen van verkleefdheid had bygewoond, had hy zeker verbaasd gestaan. Een klein jongetje op straat gaf een gil en liet een groote mand vallen. Ik wist eerst niet wie hy was, maar hy kende my heel goed en zei: que tout le monde avait | |
[pagina 50]
| |
été triste de ne plus me voir. Toen wist hy zooveel histories te vertellen die ik al vergeten was, en vooral dat ik Madelle (ik weet den naam niet meer) had geholpen om haar kind te begraven, en dien dronken Engelschman dien ik uit een tumult heb geholpen ('t was de zoon van Hudson Lowe van St. Helena) en, en, kyk, ik dacht aan de domme Henriette! En toen ik by die Pauline kwam die zich verstout een kind te hebben vóór 't huwelyk, en toen zy my zeide dat zy altyd eten kreeg aan de Prince Belge zonder te betalen, omdat ‘le vieux n'osait pas refuser, car, voyez vous, il savait bien que vous-reviendriez’ en dat dat zoo gelukkig was want zy zoogde haar kind en had dus eten noodig... Kyk dat deed my toch pleizier dat men eene zogende moeder had eten gegeven om mynentwille. Zoo had ook Helena in Rotterdam gedaan met het alte Weibchen dat altyd op de bank voor 't logement kwam zitten als ze haar soep had gehaald uit de armeninrichting. Maar die had niets voor haar kind noodig, ze was 70 jaren. Welnu, ik heb hier nog eene vriendin. Ik zal ze opzoeken. Dat is eene vrouw van 80 à 90 jaren, die bedelt met het kind van haar kleindochter, 't Is een aardige flinke jongen. Zy zingt | |
[pagina 51]
| |
bevende een liedje, en dan gaat hy met het bakje. Als ik voorzie in Brussel eenigen tyd te blyven, met wat kalmte, zal ik voor die vrouw wat doen. Ik heb een plan. 't Is touchant om te zien hoe die beide schakels van een gebroken ring eene gaping tusschen zich laten ... twee geslachten er tusschen uit! Het kind frisch en blozend en rondkykende in 't leven als vraagde hy: wat is dàt, waarom zingt ‘bonne maman’? Zy, krom, waggelend en als zocht zy haar graf, starende op de aarde die haar te lang wacht. Beide, hỳ zyne intree, zỳ haren uitgang doende, bedelende. Beide rondgaande als protest tegen de maatschappy. Hy vraagt: waarom bedel ik reeds? Zy: myn God, waarom bedel ik nog! ‘Want, mynheer, ik kan goed kleeren maken, en wilt gy my hemden laten naayen, ik zal het goed doen en goedkoop, en u zal zien dat ik werken wil.’ O God ik had haar zoo graag hemden laten naayen! Ik had het zoo graag gedaan voor haar en voor my... Maar ik zeide geen hemden noodig te hebben, leugenaar als ik was, en kocht kersen voor den jongen. En toen kwam de hertogin van Brabant aanryden, die moest naar Laeken, en de brug van de allée verte was open, en zy moest wachten. | |
[pagina 52]
| |
Ik zag haar aan, en verbond haar in gedachten met myn oud vrouwtje. Toen maakte ik een plan dat ik nog denk uittevoeren als ik in Brussel blyf. Ik zal dat oude vrouwtje laten helpen door de hertogin van Brabant. Toen had ik geen papier ... want er is papier voor noodig, noch kalmte, 't Was in den tyd toen ik altyd hygende was naar tyding van Jan. Papier heb ik nu. Ik ben bly dat ik naar Brussel gegaan ben. Dat Antwerpen is een vervelend nest. Maandag morgen. Ik vrees zeer dat die geboorte-acte niet by tyds klaar komt. Het ligten zelve is makkelyk, maar de legalisaties houden zoo op. Doch daar er na Chateleux en Jan afbetaald te hebben toch weinig van zal overschieten, komt het er voor ons, helaas, nu minder op aan. Ik denk een lampje te koopen om 's avonds te kunnen schryven. Nu heb ik nog geld daartoe. Ik zie zoo op tegen de uitgaaf voor schoenen, dat is 18 of 20 franc, en toch zal ik er gaauw toe genoodzaakt wezen. Ik heb gister in de allee verte gewandeld, maar myn oud vrouwtje niet gezien. Misschien is zy dood. Dingsdag avond. Je ziet ik heb nog een dag gewacht met verzenden en ik heb goed gedaan, want ik heb zoo even uw brief van Zondag gekregen. Ik blyf by myn gevoelen dat als men meent dat | |
[pagina 53]
| |
ik niet slagen zou dat het huichelary is, even als al die beschuldigingen tegen my. Het is niets dan een pretext om de handen van ons aftetrekken. En nog eens, moest men dan als ik u mishandelde enz. niet juist u by zich nemen, om u tegen my te beschermen? Ja, lieve, ik kan my begrypen dat gy moeite hebt niet driftig te worden! En heeft men naar my geinformeerd? Ei! 't Schynt by die van Heeckeren een compleet stelsel van espionnage te zyn, maar hy wordt slecht bediend, of liever ik geloof er niet aan. Lieve beste, ga eens na, wie heeft hem kunnen rapporteeren dat ik u mishandel? dat ik u vertrap? Ik geloof dat niet, dat zyn uitvindsels maar dat alles neemt niet weg dat wy met laag volk te doen hebben. En heeft men aan Jan die aardigheden ook gerapporteerd? En ik onderhoud andere vrouwen? arme arme Eugenie! Ja, lieve, ik begryp dat gy lydt onder al die leugens, maar er is een goede zyde aan. Als al die menschen die zoo hemelsbreed van ons verschillen zoo liegen en lasteren, en dingen voor waar uitkramen, die wy toch beter weten, dan geeft het toch een gevoel van hoogheid, een gevoel van vertrouwen dat alles nog weer in orde komt. Ik heb het u al meer gezegd wanneer men | |
[pagina 54]
| |
in het ongeluk alle die verwytingen zou moeten toestemmen, dan moet het gevoel van eigen schuld verschrikkelyk zyn. Maar als men zeker weet dat die Jobs vrienden het mis hebben doet dit wantrouwen geboren worden op hun oordeel, en al slaagde men tot heden niet, men gevoelt zich sterker door het aanzien van al die ellendelingen die in hunne domheid geslaagd zyn. Ik bedoel zoo: als men by het observeeren van al die schepsels hulde moest doen aan hunne scherpzinnigheid, hun juist oordeel enz., dan zou men gauw geneigd zyn zich zelven te wantrouwen waar men met hen verschilt. Maar als je nu de zotste vertellingen hoort uitkramen, als men ziet dat zy zich beyveren my te lasteren, en wy weten hoe ongegrond en uit de lucht gegrepen dat alles is, dan ontneemt dit alle waarde aan hunne opinie en men antwoordt kalmer op de vraag: zou ik ook in alles mis hebben? Dit neemt niet weg dat het hard is. By voorbeeld: ik dacht er aan dezer dagen naar den Haag te schryven. Nu heeft v.H. ontdekt dat ik slecht van gedrag ben. Dit nu gaat noch Duymaer van Twist, noch den koning aan ... maar het is weer een pretext tot regtsweigering. |
|