Ik ben bitter bedroefd. Ik wenschte dat ik schreven kon, en ben volstrekt moedeloos. Gister sprak ik Crone. Die was zoo perfect tevreden en op zyn aise en blufte zoo met zyne positie! Hy heeft f 21.000 's jaars huur van een contract dat hem f 100 gekost heeft.
[Ik meen uit verhalen van Dek my wel te herinneren, dat deze heer Crone op een verkooping te Batavia, in een vroolyke bui voor een op dat oogenblik schynbaar waardeloos theecontract fl 100 bood, en er aan bleef hangen. Die contracten kregen later groote waarde. Zie hiervoor een noot in ‘Nog eens: Vrye arbeid’ in de uitgaaf van 1882, pag. 100.]
En zulke menschen hebben dan zoo'n air! O, God wat is dat leven van ons toch tobben! En als ik dan aan u en ons lief kind denk, word ik zoo bitter bedroefd. Wat hebben wy elkander al treurige tydingen te schryven gehad, en nooit eens een straal van hoop. Ik ben moe!
Ge begrypt dat ik in geen geval met van Son zoo dadelyk klaar raak. Van der Hucht en van Heeckeren logeeren als ze hier zyn, by Swart. Die historie van die ellendige schepsels komt dus gaauw de Preanger door en ik die hen boven myn kracht ben te hulp gekomen zal nu hier voor een dief worden gehouden, en nog wel door van Heeckeren die toen hy haar beter had kunnen