Brieven. Deel 2. Vervolg eerste periode 1846-1859
(1891)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 193]
| |
[Van Buitenzorg 28 Oktober 1856.]Lieve beste Eef! Ik behoef u niet te zeggen dat ik heel verdrietig ben. Het is verschrikkelyk kassian met ons! Ik heb geen lust om te schryven, want het zou niets dan bitterheid zyn. Het is mogelyk dat ik morgen eene gelegenheid vind om naar Tjanjor te gaan en daarom moet ik u nu van avond nog een decisie zeggen, anders stelde ik het uit. Ik begryp ook dat ze opgestookt zyn, maar door wie? | |
[pagina 194]
| |
Het best is de wissel maar te zenden. Schryf er by (koel maar eenvoudig) dat zy spoedig meer zullen ontvangen, en antwoord maar niet op hun laatsten brief. Ik bedoel dat gy maar niet uw hart lucht geeft over hun dreigement enz. God geve dat ik voor Decr. nader raad schaffen kan. Ik heb geen lust om meer te schryven. Dag beste lieve engel. Wy worden zwaar bezocht. Kus het hartje voor my. Was het niet om hem dan zou ik er maar een eind aan maken. Als ik morgen geen gelegenheid vind, schryf ik weer. Ieder vind de zaak van Van Son op het oogenblik goed, maar afhankelyk van den regent en de concurrentie. Enfin! |
|