Brieven. Deel 2. Vervolg eerste periode 1846-1859
(1891)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 107]
| |
Menado 15 Januari 1851.Waarde Broeder! Reeds vele maanden lang is er geene scheepsgelegenheid zelfs naar Amboina of Java geweest, veel minder naar Holland. Zoo zelfs dat ik u nog niet eens geantwoord heb op den brief die my den dood mededeelde onzer zuster. Ik bevond my op het oogenblik van ontvangst te Amoerang waar ik van Z.M. stoomschip Bromo was afgezet na een klein togtje voor myn genoegen langs de kust. Een pakje brieven was daar voor my aangekomen waaronder de uwe. Myne aandoening zal ik u wel niet behoeven mede te deelen, en toch twyfel ik of gy u daarvan een juist denkbeeld maakt. Na een leven als het myne, zoo heen en weder geslingerd, na zoovele vezelen van myn hart aan den doornhaag van myn weg verscheurd te hebben, na zooveel getob, na zooveel vallen en opstaan, treft de smart zoo geheel anders dan in de meer ongedeerde gemoederen van anderen. Bovendien wantrouw ik de zuiverheid myner smart. Ik had zoo gaarne myne zuster wedergezien (schoon ik zeggen moet dat ik haar niet kende) doch telkens kwam het denkbeeld by my op dat er veel egoïsme in stak, en dat veel er van slechts spyt was nu weder iemand minder te hebben die my eenmaal in Holland verwelkomen zoude, iemand minder die belangstellend | |
[pagina 108]
| |
zoude toeluisteren naar myne Indische verhalen. Het lot der kinderen gaat my zeer ter harte. Myn eerste indruk was er twee of drie by my te nemen, doch natuurlyk kwam ik daarvan dadelyk terug, zoowel om de uitgedrukte begeerte der moeder, als omdat ik inzag dat nooit ik kinderen van Kees zoude kunnen opvoeden, hoe dol gaarne ik my ook de taak zag opgedragen, daar opvoeding en volksbestuur naar myn denkbeeld de eenige vakken zyn waarvoor ik aanleg heb. Reeds lang zoude ik, dewyl wy tot nog toe niet met kinderen gezegend zyn, kinderen hebben aangenomen, doch ik ben zeer kiesch in de keuze, en let zeer naauw op afkomst. Gy begrypt wel dat ik hiermede niet adel of geld, doch physieke en intellectuele vermogens bedoel. Ik houd het er voor dat er onder de menschen veel meer dan. men denkt ‘ras’ bestaat. Eigenlyk voor het eerst ben ik eens wat ziek geweest, en heb my voor acht dagen onder dokters behandeling moeten begeven. Ik ben anders zeer tegen medicynen. Het was echter of myn gestel er het land over had dat ik hem niet zooals altyd maar begaan liet, want ziet myne ziekte liep voor den dokter uit, en toen de goede man in barensnood was, van wie weet welke hoog wetenschappelyke kuur, was ik alweer beter. | |
[pagina 109]
| |
Ik ben altyd door (dit is nu eenmaal myn gestel) zeer zenuwachtig. Ditmaal echter scheen zich dit tot eene zoo verhoogde prikkelbaarheid te hebben opgevoerd, dat er iets meer aan moest gedaan worden dan water drinken. Ik kon niet meer slapen, etc. De dokter beschouwde het als eene belangryke crisis, maar het heeft zich zeer gaauw ten beste weder gekeerd. Op het oogenblik ben ik zoo kalm als ik lang niet geweest ben, en ik schep er genoegen in dezen avond eens aan u te schryven, schoon er geene kwestie van verzenden is. Onze correspondentie, ik weet dit, is niet drok, en dat kan ook niet anders. Zeer zelden ben ik tot particulier schryven gedisponeerd, - nooit als er eene gelegenheid is, en brieven zooals ik uit Holland ontvang, - neem my niet kwalyk beste broeder, - wil en kan ik niet schryven. Ik moet u ronduit zeggen dat uwe brieven my niet voldoen. Het zyn van die brieven ‘om dit of dat schip toch niet zonder tyding van ons te laten vertrekken’ maar het zyn geen brieven die een surrogaat daarstellen voor het door afstand onmogelyk gezellig mondeling onderhoud. Er zyn geene idees in, geene gewaarwordingen, het zyn geene praatbrieven. Leg u zelven in gedachten eens uwe brieven voor, en vraag u af, of dat nu by benadering hetgene is, wat gy my te vertellen zoudt | |
[pagina 110]
| |
hebben, als ik het geluk had u eens weder te zien? Ik heb op het oogenblik naar Amboina verzonden om daar op gelegenheid naar Java te wachten een brief aan Jan van 32 pagina's. Ik bedoel nu niet dat die brief zoo mooi als lang is, maar het is toch een bewys dat ik wat te praten had, en dat blykt uit uwe brieven niet. Welzoo, zal je zeggen, dat is al heel mooi, zulk een uitbrander te geven aan een ouder Broer! Ik vraag alle vergeving voor myne stoutheid en verzoek u het alleen aan te nemen als een bewys dat ik zoo gaarne andere brieven van u ontving, waartoe ik my dan ook zeer aanbeveel. Ik merk daar echter dat ik my door myn verwaand toontje van aanmerking op uwe brieven in een moeyelyk dilemma geplaatst heb. Als men den professor uithangt mag men geen schooljongenswerk leveren.... hoe het zy ik zal schryven op de manier die my het best van de hand gaat; wy zullen zien wat het geeft. Ik zal byv. maar beginnen u eens te vertellen hoe wy het hier hebben. Myne betrekking hier is zeer notabel. Alleen sta ik onder den resident, doch met Everdine, daar de res. niet getrouwd is, zyn wy al zoo wat de eerste van de plaats; en in het algemeen moet ik zeggen dat het publiek ons eer meer dan minder ontziet dan ons toekomt. Ik kan niet juist weten | |
[pagina 111]
| |
of gy begrip hebt van eene plaats als Menado wat het publiek aangaat, doch waarschynlyk is dat grooter dan gy denkt. Zoudt ge wel gelooven dat hier minstens eens, meestal meermalen 's maands partyen worden gegeven, van 100 en 150 menschen? Op 's konings verjaardag 1850 is hier een bal costumé geweest dat werkelyk schoon was om te zien. Ik houd het er voor dat men in de grootste kringen in Europa bezwaarlyk zoovele ryke schoone costumes byeen zoude brengen als hier op het afgelegene Menado. En wat het aardigste was, er waren costumes van 16 en 1700, niet nagemaakt, maar echt. Voor ca. 10 maanden kwam er een landgoedje te koop, en daar ik wel zin had in een eenigzins afgezonderd leven kocht ik het. Het lag 3 paal (juist 1 uur gaans) van Menado. Het was gedeeltelyk wild, gedeeltelyk beplant met cacao. Ik heb, daar het daar op staande huis niet bewoonbaar was een nieuw huis daarop laten zetten, en sedert ruim een maand zyn wy nu daar heen verhuisd. Ik ben overtuigd als gy u in eens met uw geheel gezin by ons kondet tooveren, gy zoudt niet meer weg willen. Daar waar het huis staat heb ik een groot erf uit de wildernis uitgekapt, en daarop eene soort van engelsche aanleg begonnen. Ik heb reeds honderde boomen in den grond gezet, | |
[pagina 112]
| |
die wel is waar eerst na jaren effect zullen doen, doch nu reeds marqueren wat het worden zal. Het land is beplant met ik weet niet hoeveel duizend cacaoboomen, eene cultuur die vroeger veel opbragt door gereeden verkoop aan de Spanjaarden en Chinezen van Manilla, doch die in de laatste jaren door eene vruchtziekte (misschien ten gevolge van vulkanische dampen) niet gefloreerd heeft. Dit maakte het grondje zoo goedkoop, dat ik (eigenlyk voor de grap) f 3000 bood, en zie, ik had het. Myn eerste plan was vervolgens niet om den grond verder te exploiteren, want daar de betaling van werklieden hier zeer hoog is, begreep ik dat het wezen zoude: goed geld naar kwaad geld wegwerpen. Doch geen maand na den koop begon men uit eenige natuurverschynselen (byv. het bovenmatig bloeyen van andere gewassen die gelyk met de cacao waren ziek geworden) beterschap te veronderstellen. Het zoude dus jammer wezen als ik het plantsoen verwaarloosd had. In Mei en Juny e.k. begint de oogst, en vele boomen zitten indedaad vol met vruchtjes. Het is maar jammer dat de tuin zooveel jonge boomen heeft, welker tyd van bloei nog niet daar is. Het zal dus de vraag zyn of ik dit jaar, ook met de meeste opbrengst van de oude boomen, de enorme uitgaven dekken kan (dat is maar | |
[pagina 113]
| |
eventjes f 210 's maands!) doch wanneer de cacao zich nu voortaan gezond houdt, kan het later een lief fortuintje geven. De plantaadje kan in één oogst f 20 à f 25/m. afwerpen. Als dat gebeurt kom ik eens gaauw met verlof. Doch gebeurt dat niet dan hoop ik myne zaken toch zóó te schipperen dat ik, wel is waar wat minder spoedig, maar toch ook niet al te laat eens kom kyken. De dood onzer zuster is eene nieuwe herinnering hoe spoedig het zóó lang duren kan, dat ik zonder scha wel geheel kan wegblyven. Wat zoude de tehuiskomst dor zyn, als ik alleen de huizen, de straten en vreemden weervond! Nog nimmer heb ik betreurd naar Indië te zyn gegaan, doch ik schryf dit meer toe aan eenige byzonderheden in smaak en karakter, dan wel aan Indië zelf. Want hoe ook met Indië (althans in overstelling met Holland) ingenomen, zoude ik nooit iemand onvoorwaardelyk aanraden zyn vaderland te verlaten. Als ik byv. by u was en een uwer zoons had de jaren om eene decisie aangaande zyne toekomst te nemen dan zoude ik, geraadpleegd wordende, uitstel van advies vragen en even als Aesopus eerst stap en gang willen zien voor ik antwoordde. Zelfs het physiek zoude veel invloed op myn oordeel hebben. Nu weer tot myne cacao teruggekeerd. Of- | |
[pagina 114]
| |
schoon ik het als een pligt beschouwde by het herleven dier kuituur de natuur een handje te helpen, was winstbejag evenwel geenszins myn hoofddoel. Menado is ons eigenlyk wat te vrolyk. (Vraag eens marine-officieren, byv. die op de Argo hier geweest zyn). Elke verjaring, elke doop, elke niets, schynt een partytje te vorderen. Acht dagen zonder dansen schynt der menadosche jufferschap eene onvergeeflyke inbreuk op hare regten, eene miskenning harer vlugheid, beminnelykheid en van wat zy verder tusschen kleine voetjes en bruine of blanke gezichtjes ter markt brengt. En welke partytjes! Meermalen rekent men ze niet by uren, maar by dagen! (Oordeel niet te streng over die schynbaar al te ligtzinnige opvatting van het leven. Ook ik ben er tegen, maar àls ik kiezen moet stel ik het ver boven de hollandsche antiqualiteit (by gebrek aan een woord dat waar is zonder scherp te wezen). Ik heb eene proef genomen om daarin eene verandering te brengen, waarvan straks nader, doch die is mislukt; de schuld ligt echter aan my. Ik wilde alles wat gaauw, en werd boos omdat men niet terstond myn tred aannam. Ik ben nu bezig den militairen kommandant, een beste wetenschappelyke, ontwikkelde jongen aan te sporen om als Johannes gedaan te krygen waarvoor ik, als Petrus, ben opgetornd. | |
[pagina 115]
| |
Als parenthese is dit nu wat lang en dus leelyk, maar neem het als noot.) Daarvan hielden wy dus niet. Het viel moeielyk ons al te veel te onttrekken vooral daar de reden: wy houden niet van uw pleizier, stuitend is voor lieden die weinig andere pleizieren hebben. Bovendien is Eefje zoo geliefd, dat het werkelyk eene teleurstelling was als wy niet meestal meededen. (Gy kunt niet begrypen hoe bemind zy is, van den Resident af tot het kleinste bruine kindje toe). Ook myne positie hier liet niet toe my te veel te onttrekken, daar het behouden der harmonie op zulk een groot schip als een buitenpost een bepaalde pligt is. Afgescheiden nu van myn tegenzin in die voortdurende roezemoezery, waarvoor ook myn gestel niet berekend is, en myne meer en meer toenemende neiging tot nadenken, waarin ik geene te dikwyls terugkeerende stoornis verdragen kan, had ik bovendien eene zeer geldige reden om die pleziermanie te ontvlieden. Ik heb eene betrekking waaraan zooveel en zoovelerlei werk verbonden is, dat ik gedurig op myn qui vive moet zyn om de boot regt te houden. Men heeft daarvan in Holland geen begrip. Daar heeft ieder zyn eigen vak waartoe hy speciaal is opgeleid, en in Indie wordt men met alles belast er op steunende dat | |
[pagina 116]
| |
het ambt de bekwaamheden medebrengt. Ik moest onlangs lagchen (zooals ik trouwens veelal lach by het lezen van holl. werken) toen ik in een levensberigt van Staringh, door Luloffs, als eene bydrage tot de waardeering van 's mans verdienste aangevoerd zag, dat hy by de invoering van den Burgerlyken stand, zich zoo goed van dat werk (ik weet niet in welk gemeentetje) gekweten had! Ook ik ben ambtenaar van den Burgerlyken Stand, en ik laat het als een bybaantje, waarmede ik my uit tydgebrek weinig kan bemoeyen, meerendeels aan een klerk over. En Staringh was Juris utriusque Doctor! En Staringh had weinig anders te doen, - vide zyne versjes! Dit is geen zelfverheffing want ik zeg zelf dat een klerk het doet, een schraal bezoldigd jongentje die nooit Menado verlaten heeft. Het is alleen om lucht te geven aan een by my bestaand denkbeeld (dat ik later als ik ginds kom onpartydig hoop te toetsen) dat men in Holland zoo magtig ver achteruit is. Ook hierover nader als gy wilt. Het zal niet onaardig zyn u myne baantjes eens op te noemen. Secretaris; dat is de schryfmachine, en moet zyn (ik hoop dat ik het ben) de regterhand van den resident, en by elke afwezigheid die telkens voorvalt zyn vervanger. Dan komt er bestuur, | |
[pagina 117]
| |
policie en kultures by over N.B. 27 districten, allen van elkander onafhankelyk en onder eigene hoofden staande, die meestal kibbelen, soms vechten. Dit is de eigenlyke Minahassa (zie daaromtrent te krygen Tydschrift van N.I.Ga naar voetnoot1) jaargang No.Ga naar voetnoot1) waarin een togtje door een gedeelte der districten beschreven wordt. Eef en ik hebben datzelfde tourtje gedaan. Voorts de afdeeling Gorontalo waar echter een ambtenaar is, dus dat gaat vanzelf, - maar dan zeventien geheel onafhankelyke, op eilanden en langs de kust gelegene rykjes die voortdurend tot hun pligt (?) moeten gebragt, om belastingen etc. aangemaand en desnoods gedwongen moeten worden. - Dat de waarneming van dat bestuur slechts van tyd tot tyd en niet voortdurend is, maakt de zaak niet beter, dewyl zulks veelal maakt dat ik morgen met de verkeerdheid van heden in myn maag zit, en van daag niet weet wat morgen goed gevonden zal worden. Het sekretariaat zelf is bovendien sedert myne komst niet gemakkelyker geworden. De verklaring van de menadosche havens tot vryhavens, de algeheele verandering van de organisatie zoo van politieken als van landbouwkundigen aard, de in Indië ingevoerde nieuwe wetgeving God betere het! (Neem dit niet als een | |
[pagina 118]
| |
vloek maar als een bede) het adviseren nopens de nog niet ingevoerde doch in de pen zynde nieuwe wetgeving van strafregt, en daarby niet de minste assistentie, noch boven, noch beneden my, dit alles heeft my bezigheden gegeven waaraan myn voorganger (thans Assist. Resident van Saparoea) nooit gedacht heeft. Algemeen ontvanger. Als zoodanig heb ik een doorloopende kas van + - drie ton, voorts drie onderkassen in de binnenlanden die ik nooit zie, doch die op maandelyksche kasrekening by myne hoofd-verantwoording verhandeld worden. Daarby de geldelyke administratie voor dertien pakhuizen waar koffy etc. van de bevolking wordt ingekocht, en waarvan slechts drie op Menado zyn. De rest zie ik nooit dat gaat alles op een distantie. De genoemde twee betrekkingen zyn hoofdzaken. De bybaantjes die ik zooveel mogelyk aan anderen overlaat, doch waarvoor ik verantwoordelyk ben, zyn: President van de weeskamer, Notaris, Griffier (en als de Resident absent is, President) van den Landraad en de Ryksraden. (Elk rykje heeft zyn eigen geregt en eigene wetten die dan, alweer God betere het! met onze zoogenaamde wetgeving zooveel mogelyk in overeenstemming moeten gebragt worden) Dit is alles zoowel civiel als crimineel, en de vonnissen worden | |
[pagina 119]
| |
door den raad van Justitie te Ternate of in sommige gevallen door het Hooggerechtshof te Batavia gereviseerd en desnoods, zoo als zy het noemen, gecorrigeerd, dikwyls met verwyzing tot Hugo de Groot, of Justinianus, of v.d. Linden en meer dergelyke lieden, die nooit een alfoer gezien hebben, en dus zeer bevoegde regters zyn. Alweer God betere het! Ambtenaar van den burg. stand, Lid en Secretaris van de subcommissie van onderwys, Vendumeester, (er wordt hier voor f 150 à f 200 mille 's jaars op publieke vendutie verkocht.) De vendumeester geeft by eiken verkoop acceptatiën af, betaalbaar op 6 maanden. Het gouvernement is daarvoor garant. De inning der gelden is soms moeyelyk, maar daarvoor heb ik eenige %. Wat de soliditeit der koopers aangaat, moet ik meestal op het compas zeilen van myne ondergeschikten, want ik kan onmogelyk al die kerels kennen. Bankroeten zyn ook niet zeldzaam, maar worden toch door de % gedekt. De verkooper heeft hiermede niets te maken. Zyne accept, moet op den dag betaald worden. De instelling is over het geheel zeer heilzaam, vooral in Indië waar zoo oneindig veel mutatie plaats heeft. Men kan daardoor, mits de % betalende, elk object in één dag in contant geld veranderen, want de accep- | |
[pagina 120]
| |
tatie van den vendumeester is overal gangbaar. Vervolgens ontvanger van het successieregt onder Christenen. Idm. onder onchristenen (mah. chin. en andere heidenen) het is geheel afgescheiden van het vorige dewyl de volksaard dienaangaande andere instellingen heeft noodzakelyk gemaakt dan de onze, die op dit punt zoo barbaarsch zyn dat ik niet begryp hoe gy en uw buurman of wie gy wilt al was het alleen hierom geen opstand maakt! [en, ten slotte geloof ik bewaarder van hypotheken en ontvanger van het regt op de overschryving van vaste goederen.] Eefje riep my om te eten, avondeten. Gedurende de drie minuten die ik daarvoor noodig had, dacht ik er over na hoe gek myne laatste regels zyn;... [Dit doelt op de woorden voorafgaande aan die ik tusschen haakjes zette. Deze laatste zyn met zeer fyn schrift blykbaar later ingelascht.] ... gek, niet omdat ze niet waar zyn, maar omdat het nutteloos is, my reeds by het aanraken van een zoo klein hoekje in den augiusstal onzer ellendige wetgeving, zoo boos te maken. Ik heb daar groote letters gebruikt.... [vooral het woord barbaarsch was zwaar geschreven.] | |
[pagina 121]
| |
.... hoe zoude ik moeten schryven als ik de verontwaardiging over het geheel onzer instellingen in myne pen voelde trillen. Zoodat ik maar zeggen wil (Abr. Bl.) dat ik veel te doen heb, en daarom kwam my het ‘buiten wonen’ doelmatig voor. Drie palen afstands met slechten weg scheen my eene geschikte barrière toe tusschen myn denken en hun dansen. Maar.... [zoo eindigt het 2de groot formaat vel postpapier van dezen brief, een derde heb ik niet.] |
|