XLIV.
Zaturdag morgen.
Lieve beste poeske! Morgen ochtend vroeg gaan de schepen weg, en hoogst waarschynlyk ga ik dan te gelyk, te paard. Zend dus als myn beste Tine dat voor haar mannetje doen wil, myn, paard op ontvangst dezes naar Tateli.
Ik kom dus byna zeker morgen tegen den avond thuis, maar beste lieve als ik eens niet kwam, denk dan dat er wat tusschenbeide gekomen is en wacht my dan Maandagavond.
Weetje, het kon zyn dat de schepen nog een dag bleven en dan blyf ik ook nog. Ik heb het allerliefst aan boord, en het spyt me wel dat je niet mee zyt geweest. Ieder is vol lieve attenties en het weer is heerlyk. Ik rook den geheelen dag. De zee was als een spiegel, en er is geen beweging. Straks ga ik met de Haes op de Argo dejeuneren. Laat aan den resident zeggen dat het