| |
XXIII.
Dingsdagmorgen 20 January 1846.
Lieve beste Everdine. In een vorigen brief schreef ik reeds over eene aanstaande vacature by de directie der Kultures. De post is nog niet vacant, maar het is zeker dat er eene vacature komen zal. Ik zal er om vragen maar slechts zeer flaauw, men moet my toch plaatsen. Indien ik
| |
| |
1ste kommies by de directie werd had zulk eene plaatsing veel voor, en ook iets tegen. De heer Couperus in wiens plaats ik komen zoude is voorgedragen tot ass. resident, dit zoude my later ook kunnen gebeuren. Daarby zoudt gy en de meisjes...
[De zusters van Everdine, Henriette en Sophie, die Eduard, als hy getrouwd zou zyn, by zich in huis wilde nemen.]
... niet ver van de familie af zyn, en Buitenzorg is een gezond klimaat. Voorts komt men hier in direct contact met den Gouverneur-Generaal, etc., hetgeen goed is. Overigens heb ik altyd een afkeer van Buitenzorg gehad. Men heeft hier een nageaapten hoftoon, die al zeer ridicule is. Wat u en my aangaat, zouden wy als wy verkozen tehuis kunnen blyven, maar voor de meisjes zouden wy toch hier en daar moeten komen en menschen ontvangen. Enfin, ik zal het aan 't lot overlaten.
Ik heb een brief van van Heyst, hy verzocht zyne groeten aan de nichtjes. Die arme jongen zit daar geheel alleen in de binnenlanden van Borneo. Ik hoop later daaraan iets te veranderen. Hy verwacht geld uit Holland, en heeft my een bewysje gezonden om dat voor hem te ontvangen. Hy verzocht my daarvan de helft voor my te houden, hetgeen ik natuurlyk niet doen zal, doch men kan er zyn goed hart in zien.
| |
| |
Woensdag 21 January. Myn verblyf hier is natuurlyk niet zeer aangenaam. Crone is goed maar dom en de weinige jongelui die hier komen zyn niet van dien aard dat ik daarmee een genoegelyk verkeer kan aanknoopen. Ik noem ieder ‘mynheer’ tot het geringste klerkje toe. Men zal my styf vinden, maar ik kan er niets aan doen. Ik schaak, lees en schryf, en 's avonds is het nu en dan kaartspelen, waarby ik vry distrait ben.
Zoodra ik myn besluit ontvangen heb, zal ik beslissen of ik naar Batavia gaan zal. De Gouverneur is nog altyd van huis. Indien hy komt weet ik nog niet of ik my by Z.E. zal aanmelden; eigenlyk heb ik niets te vragen.
In de Courant van heden staat een gouvernementsbesluit dat nog al forsch is. De gouv.-gen. heeft den bisschop Graaff met nog vyf andere geestelyken gelast binnen veertien dagen de kolonie te verlaten, omdat die Heeren zich te veel lieten voorstaan op hunne geestelyke waardigheid. Dat zal in Holland éclat maken onder de catholieken! Als ik de courant magtig kan worden, zend ik dezelve hierby. Wil myne Eef je die terug zenden?
Ik heb nog geen koelies voor myn goed kunnen krygen. Doch daar ik den ganschen dag te huis zit heb ik weinig noodig, en Crone heeft,
| |
| |
zoo als behoort, zyne kleederen ter myner dispositie gesteld.
Lieve Everdine, ik heb u zoo met al myn hart lief. Alles wat niet van u is staat my tegen, alles verveelt my. Ik was vroeger onder jongelui nog al vrolyk, dat is geheel over. Het is my niet de moeite waard mede te spreken. Crone zegt ook dat ik zeer veranderd ben by vroeger, en dit is waarlyk goed. Ik wil en mag geen genoegen hebben buiten u.
Dezen nacht en de vorige heb ik gedroomd. Gister nacht werd ik op eens klaar wakker, hetgeen my als ik geheel wel ben nooit gebeurt. Ik meende zeer hard te hooren roepen: Teddy! In Holland noemde Jan my altyd zoo, in plaats van Eduard. Ik heb u al eens meer geschreven dat alle menschen eenigzins bygeloovig zyn. De meeste willen het maar niet bekennen omdat de geest der eeuw wil dat men den esprit fort uithangt. Onthoud dit nu eens, lieve Everdine, dat ik meen in den nacht van 19-20 January door myn broeder Jan geroepen te zyn.
Van nacht droomde ik dat gy my schreeft dat gy het besluit hadt ontvangen van 11 January en dat gy om die f 1.20 te betalen aan van Heeckeren geld hadt gevraagd, expres om hem te doen zien dat gy geene rancune tegen hem hadt.
| |
| |
Ik ben nog altyd zenuwachtig en niet zonder hoofdpyn. Ik heb my dat vertrek van P.S. wat sterk aangetrokken, en het heeft my geen goed gedaan dat ik my zoo bedwongen heb. Ziek ben ik echter niet, en daar ik nu hier zeer stil en zonder aandoeningen leef, zal dit alles wel weer in orde komen. Zonderling is het hoe die grief op myn gestel gewerkt heeft. Het komt omdat ik nog niet gewoon ben my in te houden. Later zal dat wel beter gaan.
Ik ben hier byna nog niet de deur uit geweest. Ik zal my morgen ochtend vroeg laten wekken om te gaan wandelen. De environs zyn hier heerlyk.
Ik heb diep medelyden met van der Hucht, maar dit neemt niet weg dat hy wonderlyk handelt. Ik heb daarvan weder een voorbeeld gezien dat my vreesselyk hindert. Van Heyst had ca. fl. 25 schuld aan den chinees op Tjitjoeroek; op Batavia sprak hy my daarover, hy kwam geld te kort om dat te betalen. Ik zeide dat ik daarvoor zorgen zoude; daar ik het echter ook niet ruim had, en reeds meer voor van Heyst had betaald, gaf hy my een zadel met toebehooren, dat ruim de waarde van die fl. 25 had, en hetwelk hy op P.S. had achter gelaten. Daar ik reeds twee zadels had, vraagde ik of v.d. Hucht dat wilde overnemen, hetgeen aangenomen werd op
| |
| |
conditie dat de schuld aan den chinees oogenblikkelyk zoude betaald worden, om den goeden naam van v. Heyst te sauveren. Toen ik in October van Parakan Salak te Tjitjoeroek kwam, klaagde die Chinees dat v. Heyst weggegaan was zonder hem te voldoen. Dit hinderde my, ik schreef een briefje aan van der Hucht waarin ik hem aan zyn verpligting (dit was het immers, want hy had het zadel terdege aangenomen) herinnerde, en hem verzocht den chinees die dat briefje bragt, terstond te betalen, en ik was daar zoo zeker van dat ik den chinees myn woord gaf dat hy by de bezorging van dat briefje terstond geld zoude krygen. En jawel! v.d.H. heeft het briefje gehouden, en geen duit betaald. Is die handelwys solide? Ik zeg neen. Ik had nu, zooals gy weet geen geld by my, maar ik zal zoodra ik myn wachtgeld over dezen maand ontvang het geld aan den chinees zenden, want ik had v. Heyst beloofd daarvoor te zullen zorgen. Van der Hucht kan niet voorwenden dat het vergeten is, want hy heeft myn briefje ontvangen, en het zadel dagelyks gezien; het viel nogal in het oog daar er koperen stygbeugels van een vreemd model by waren waarover dikwyls gesproken was.
Donderdag. Myn besluit heb ik nog niet ontvangen; men heeft het naar Krawang gezonden
| |
| |
en vandaar waarschynlyk naar P.S. Daar het zoo lang duurde heb ik nog eens by den heer van Delden geinformeerd die ook by de secretarie werkzaam is. Ik heb daarop inliggend antwoord gekregen. Gy zult daaruit zien, myne lieve, dat de zaak vry goed staat. Komt nu de vacature by de Directie der Kultures spoedig, dan vraag ik daarom, zoo niet dan wacht ik geduldig op de voordragt van de Gener. Directie. Eigenlyk moet ik volstrekt geene démarches doen. Men moet my plaatsen. Wat ons vooruitzigt aangaat ben ik waarlyk tevreden. Het kan niet lang meer duren. Alleen voor het oogenblik ben ik zoo verdrietig. Op Krawang wist ik waarom ik van u verwyderd was, en daar konde ik ten minste den tyd berekenen dat ik u zoude wederzien. Ik wenschte wel dat de heer Couperus nu maar spoedig benoemd werd, ik geloof wel dat ik eenige kans zoude hebben. Het tractement is f 300 en de vooruitzigten voor den vervolge zyn zeer goed. Daarby behoefden wy geen verre reis te maken, en ik zoude er voor zyn, eerst een paar maanden kamers in het logement te nemen dan konden wy ons op ons gemak inrigten en naar een goed huis omzien. Henriette en Sophie bleven dan ook in een soort van wereld.
Ik ben vandaag heel wel en heb slechts weinig
| |
| |
hoofdpyn. Uwe tandpyn hindert my meer, lieve Everdine. Hoogstwaarschynlyk zal ik hier wel salie kunnen krygen. Ik zal er dezen middag werk van maken.
Ik ben regt bly voor Karel Holle, ik blyf evenwel by myne opinie dat hy op een bureau en in gouvernements dienst moet. Als ik hier 1ste kommies mogt worden hoop ik daarop later terug te komen. Groet die lieve Mevrouw Holle toch vooral voor my.
Van Delden raadde my aan toch nog eens te vragen om eene gedeeltelyke terugbetaling dier gelden. Ik denk er over.
Dat ik myn goed nog niet heb kunnen laten halen doet my in zekeren zin genoegen. Het is my alsof ik nog niet voor vast hier ben zoolang myn goed daar is. Ik ga niet uit en heb dus geen kleederen noodig.
Wat duurt die ziekte van den heer v.d.H. vreesselyk lang. Ik ben daar zeer ongerust over. Komt gy wel by hem in de kamer?
Het is natuurlyk dat er een verdrietige toon heerscht, en toch, was ik maar daar!
Donderdagavond. Ik heb heden middag den jongen naar dokter Toussaint gezonden met een briefje. Er was by ZEd. geen salie meer. Op het oogenblik is hy naar dr. Swaving. Ik hoop daar
| |
| |
beter te zullen slagen. Vaarwel, lieve beste Everdine, geloof dat ik u onuitsprekelyk liefheb.
[Op het adres van dezen brief staat nog:]
De courant en de salie gaat hierby. Ik ontvang daar op het oogenblik nog een brief van u, maar de koelie wil weg.
|
|