Brieven. Deel 1. Eerste periode tot 1846
(1891)– Multatuli– Auteursrecht onbekend
[pagina 169]
| |
bezig gehouden - half slapend, natuurlyk - en wachtte verlangend naar den morgen. Zyn er brieven voor my, was het eerste wat ik vraagde toen ik op het kantoor kwam. Er waren er twee, eén van v. Heyst en een van Bolang, maar niet van P.S! Henriette en Sophie schreven my een allerliefsten brief en zeer hartelyk. Als de meisjes welligt nu reeds op P.S. mogten gearriveerd zyn, zeg haar dan uit mynen naam daarvoor dank. Ik vind het heel lief, dat zy my geantwoord hebben en zóo. Het genoegen, dat my dit schryven veroorzaakt, belet echter niet, dat ik geheel uit myn humeur ben, ik had zoo op tyding gehoopt. Ik weet wel, dat het uwe schuld niet is, myne beste, bekommer u dus maar niet over myne teleurstelling. |
|