| |
| |
| |
‘Aanteekeningen en ophelderingen’
3-4 |
1875 (herzien, gewyzigd en aangevuld in 1881) < 1875. D4 |
6 |
Het blyft evenwel < En 't blyft D4 |
14 |
meer dan vyf-en-twintig < byna twintig D4 |
16 |
twintig < vyftien D4 |
18 |
dan die welke < dan D4 |
22 |
1859 < 1866 D4*
1859 D4a |
25 |
iets uitterichten, iets tot stand te brengen <
uitterichten D4
iets uitterichten, iets tot stand te brengen D4a |
32 |
zoo < dat D4 |
32 |
van eer en plicht in hem huisde < in hem huisde van eer en plicht D4 |
55 |
waarheid zeide < altyd de waarheid had gezegd D4
waarheid zeide D4a |
55-56 |
gedaan had wat ik bezig was te schryven <
deed wat ik schreef D4
gedaan had wat ik bezig was te schryven D4a |
58 |
1859 < 1860 D4
1859 D4a |
59 |
twintig < vyftien D4 |
63 |
1859 < 1860 D4
1859 D4a |
63 |
de pynlyke < pynlyke D4 |
75 |
nu alom < alom D4 |
77 |
schryftalent < schryverstalent D4 |
84 |
heb < had D4 |
90 |
maken < maakten D4 |
108 |
agrarische-wetkwestie < de agrarische-wetkwestie D4 |
| |
| |
111 |
van de < der D4
van de D4a |
134 |
twintig < vyftien D4 |
139 |
twintig < vyftien D4 |
145 |
bestand.+ < bestand. D4 |
146-147 |
wreedaardige en dure < wreedaardige D4 |
160 |
waarschuwende brief < brief D4 |
172 |
klachten < klachte D4
klachten D4a |
174 |
die < de D4
die D4a |
180 |
+ Dat Atjeh zou veroverd en de Atjinees overwonnen zyn, is 'n leugen. <
[ontbreekt] D4 |
224 |
brochure < eerste brochure D4 |
236 |
m'n < 't D4 |
241 |
misbruik < misbruiken D4 |
246 |
Politik. O, neen, < Politik, - D4
Politik. O, neen, D4a |
247 |
ik nagenoeg < ik D4 |
292 |
evenals < als D4 |
300 |
dien < onzen D4 |
326 |
daarvan nog altyd < daarvan D4 |
326 |
iets < wat D4 |
326 |
relief < wat relief D4 |
335 |
kwart-eeuw < twintig jaar D4 |
338 |
strekt waarlyk 't lezend Publiek niet tot eer <
prouveert waarlyk niet voor 't lezend Publiek D4 |
344-345 |
herhaalde vertraging < vertraging D4 |
| |
| |
11-22 |
‘Dass er - de jonge Stern - bei uns speisen kann.’ Aldus heeft zekere Herr Stromer, in z'n zoogenaamde vertaling van den Havelaar deze woorden overgezet.
Wanneer men nu nog daarby verneemt dat die snuggere letterman blyk geeft geen verschil te kennen tusschen de woorden pantalon en pantoffel, dat hy ‘witte mieren’ verandert in schweinsnieren, enz. enz. zal men de waarde van z'n werk kunnen beoordeelen. Hy heeft bovendien omstreeks 2/5 van 't boek mir nichts dir nichts doodeenvoudig weggelaten, en alzoo 't heele boek tot onzin gemaakt. Ik stel voor, hem tot beroemde buitenlandsche schryver te benoemen.
Ook de fransche vertaling van Nieuwenhuis en Crisafulli laat zeer veel te wenschen over, maar zóó slecht als de duitsche kon ze nu eenmaal niet worden. Onbereikbaar!
De engelsche bewerking van myn nobelen Alphons Nahuys daarentegen is goed, en wordt ook in Engeland geprezen. <
[ontbreekt] D4
‘Dass er - de jonge Stern - bei uns speisen kann.’ Aldus heeft zekere Herr Stromer, in z'n zoogenaamde vertaling van den Havelaar deze woorden overgezet. Wanneer men nu nog daarby verneemt dat die snuggere letterman blyk geeft geen verschil te kennen tusschen de woorden pantalon en pantoffel, dat hy ‘witte mieren’ verandert in schweinsnieren enz. enz. zal men de waarde van zyn werk kunnen beoordeelen. Hy heeft bovendien omstreeks 2/5 van 't boek mir nichts dir nichts doodeenvoudig weggelaten, en alzoo 't heele boek tot onzin gemaakt. Ik stel voor, hem tot beroemde buitenlandsche schryver te benoemen.
Ook de fransche vertaling van Nieuwenhuis en Crisafulli laat zeer veel te wenschen over, maar zoo slecht als de duitsche kon ze nu eenmaal niet worden. Onbereikbaar!
De engelsche bewerking van myn nobelen Alphons Nahuys daarentegen is goed, en wordt ook in Engeland geprezen. D4a |
23-24 |
ik Droogstoppel in den mond leg <
Droogstoppel wordt in den mond gelegd D4 |
47 |
bewyzen < aantoonen D4 |
135 |
vandaag.+ < vandaag. D4 |
167 |
Door 't opmerken van zulke blunders, gewenne zich de lezer <
De lezer gewenne zich door 't opmerken van zulke blunders, D4 |
170 |
+ De moedige Atjinezen die hun land verdedigen, heeten tegenwoordig ‘kwaadwilligen’. < [ontbreekt] D4 |
178 |
voorgestelde < vertoonde D4 |
198 |
den < 'n D4 |
| |
| |
198 |
eener < van 'n D4 |
237 |
en < en met D4 |
265 |
rei < ry D4 |
317-323 |
Wat overigens de inrichting van het Binnenl. Bestuur aangaat, mag ik niet onvermeld laten dat sedert eenige jaren de Residenten als Voorzitters van den Landraad vervangen zyn door z.g.n. rechterlyke ambtenaren. Deze splitsing van gezag - ook vooral noodlottig uit 'n politiek oogpunt - draagt ruimschoots het hare by tot den ellendigen toestand waarin 't Inlandsch Rechtswezen op Java verkeert. Veiligheid van personen en goederen heeft sedert dien baarschen maatregel schrikbarend afgenomen. Het Ketjoe-wezen neemt by den dag in omvang toe. <
[ontbreekt] D4 |
339-340 |
Sawah's, gagah's, tipar's. Rystvelden, onderscheiden naar ligging en wvze van bewerking, vooral met het oog op de mogelykheid om ze al of niet van water te voorzien. <
[ontbreekt] D4
Sawah's gagah's, tipar's. Rystvelden, onderscheiden naar ligging en wyze van bewerking, vooral met het oog op de mogelykheid om ze al of niet van water te voorzien. D4a |
341 |
Padie. Ryst in den bolster. < [ontbreekt] D4
Ryst in den bolster. Padie D4a1
Padie Ryst in den bolster. D4a2 |
342 |
Dessah. Dorp. Elders: negrie. Ook: kampong. <
[ontbreekt] D4
Dessah. Dorp. Elders negrie Ook: kampong D4a |
395 |
moest het heten dat er 'n vesting veroverd was < was er 'n vesting veroverd D4 |
409 |
bestaat in < is D4 |
417 |
de eigenaardigheden van z'n < z'n D4 |
424-425 |
sommige < veel D4 |
462 |
evenals < als D4 |
476 |
kleinste < kleinste soorten D4 |
485 |
thans < thans zeker D4 |
496 |
uitsluitend < bepaald D4 |
498 |
van 't zonnescherm < der zonneschermen D4 |
| |
| |
501-502 |
Joleh, Djoeli, of zoo-iets. < Joleh. D4 |
506 |
waarheid wil benaderen < tot waarheid wil geraken D4 |
534 |
Die < De D4 |
567 |
Gamlang (gamelan) < Gamlang D4 |
578-582 |
Ik verzeker den lezer dat het my thans (1881) meer nog dan vroeger tegen de borst stuit, my op publiek terrein te bewegen. Toen ik op m'n veertigste jaar myns ondanks daartoe gedwongen werd, had ik in de hoop op eenig succes een bondgenoot tegen den afkeer die elke aanraking met Publiek my veroorzaakt. Na de ervaring van den uitslag myner pogingen is m'n walg sterker dan ooit. < [ontbreekt] D4 |
583 |
83 nederl. < 83 D4 |
596 |
in den tekst melding < melding D4 |
597-598 |
de hier aangeroerde byzonderheden < 't in den tekst meegedeelde D4 |
598 |
begrypen < begrepen D4 |
624 |
de < die D4 |
643 |
'n zeer sterke uitdrukking < zeer sterke uitdrukkingen D4 |
645 |
in z'n gewezen kommandant plompweg <
plompweg, in z'n gewezen kommandant D4 |
656 |
Letterkunde en zelfs als poezie! < Letterkunde! D4 |
659-660 |
Hy was schoonzoon en handlanger van den Regent. Ten zynen huize werd myn voorganger vergiftigd. <
De man heette Radhen Wiera Koesoema. D4 |
669-681 |
Om te beoordeelen in hoever ik by 't benaderend in druk geven van die ongeschreven toespraak kan afgeweken zyn van stipt-letterlyke waarheid, is 't misschien niet onbelangryk toon en inhoud daarvan te vergelyken met zeker stuk van eenige jaren tevoren. Ik bedoel de Publikatie aan de Inl. Hoofden der Minahassa van 1 April 1851, waarin naar ik meen dezelfde geest heerscht. Het Weekblad ‘Oost en West’ en daarna de Spectator (26 Juli 1879), namen 't over uit de indische couranten die dat dokument de moeite der reproduktie hadden waard gekeurd, misschien wel om de velen terecht te wyzen die voorgeven den Havelaar te ontkrachten door 't boek voor 'n fiktie uittemaken. Bedoelde Publikatie is 'n officieel stuk en heeft niets te maken met romanschryvery. Ik noodig den lezer uit, het aangehaalde nummer van den Spectator intezien, en zich de vraag voorteleggen of 't billyk is dat ik ruim dertig jaar na 't schryven van de daarin meegedeelde Publikatie, nog telkens door den eersten den besten |
| |
| |
|
kwajongen straffeloos wordt uitgescholden? (Zie voorts over dit onderwerp de Noten 101 en 115.) <
[ontbreekt] D4 |
687-696 |
Verbrugge wist het! Nog altyd ben ik in 't bezit van een briefje dat hy my deed toereiken op 'n oogenblik dat ik met den Regent in gesprek was, en waarin hy my - onder uitdrukkelyk verzoek hèm niet te noemen - uitnoodigde dat Inlandsen Hoofd eens onder handen te nemen over de ‘misbruiken’. Het overbodige van dit verzoek laat ik nu daar. Er blykt uit:
1) dat myn bezwaren geen gevolg waren van persoonlyke zwartgallige opvatting.
2) dat myn onderzoekingen zeer omzichtig plaats hadden, zóó zelfs dat de vreesachtige Verbrugge meende grond te hebben my aantezetten tot wat yver.
Belangstellenden - zyn er die? - kunnen 't bedoelde briefje van den kontroleur ter inzage krygen. <
[ontbreekt] D4 |
702-703 |
weergeven - by benadering altyd - < weergeven D4 |
717 |
Ook de < De D4 |
722-723 |
is. 't Was nooit iemand de moeite waard er naar te vragen. < is. D4 |
724-728 |
Voornemen den Regent z'n voorschot kwytteschelden. Dit is, na het door den Gouv. Gen. Pahud ingesteld onderzoek werkelyk geschied. Ook meen ik dat by die gelegenheid z'n traktement verhoogd is. Men moet erkennen dat hierin een zonderlinge wys van rechtdoen omtrent my gelegen was! De gebleken gegrondheid myner aanklacht moest niet my ten-goede komen, maar den persoon die door my was aangeklaagd. <
[ontbreekt] D4
Voornemen den Regent z'n voorschot kwytteschelden. Dit is, na het door den Gouv. Gen. Pahud ingesteld onderzoek werkelyk geschied. Ook meen ik dat by die gelegenheid z'n traktement verhoogd is. Men moet erkennen dat hierin een zonderlinge wys van rechtdoen omtrent my gelegen was! De gebleken gegrondheid myner aanklacht moest niet my ten-goede komen, maar den persoon die door my was aangeklaagd. D4a |
735 |
in < door D4 |
739 |
Hoera voor < Leven D4 |
749 |
sommige vorige < vorige D4 |
758 |
Datoe: inlandsch Hoofd. < [ontbreekt] D4
Datoe: inlandsch Hoofd. D4a |
759 |
Prahoe: prauw, schuit, vaartuig, scheepje < Prauw: schuit, vaartuig. D4 |
| |
| |
791-793 |
na op de golven gerust te hebben, over 't water schuiven om vlucht te nemen, komt met dat ‘kiskassen’ overeen. Ook vliegende visschen scheren de oppervlakte voor ze zich verheffen. <
en vooral de vliegende visschen, over 't water schuiven om vlucht te nemen, komt met dat ‘kiskassen’ overeen. D4 |
798 |
heette te bezetten < bezette D4 |
801 |
meestal < gewoonlyk D4 |
820 |
wie van de twee < wie D4 |
856-858 |
zyn? Dat overigens het nederlandsche Staatsbestuur - een tot in 't merg verrot organismus! - de wapens zou aangorden in 't belang der zedelykheid, is 'n koddig denkbeeld. <
zyn? D4 |
877 |
rustbank, brits. < rustbank. D4 |
878 |
Pajong: Zonnescherm, distinktief van rang. <
[ontbreekt] (5 cah) D4
Pajong: Zonnescherm, distinctief van rang. D4 |
888-915 |
‘Wie sommige gebeurtenissen van naby gezien had.’ In 1843 liet de generaal Michiels op in 't oog vallend vexatoire wys de wegen in den omtrek van Padang verbreeden. Voor niemand was het doel twyfelachtig: hy had behoefte aan wat krygsroem om zich staande te houden als civiel Gouverneur. De uitgelokte ontevredenheid openbaarde zich 't eerst te Pau, in de nabyheid der hoofdplaats. Daar hadden, naar weldra publiek bekend was, de samenscholingen plaats, waaruit de door ieder voorziene oproerige bewegingen zouden - en moesten! - voortkomen. Ze werden niet terstond tegengegaan: de vrucht moest rypen. Op zekeren nacht werd ik gewekt door een bediende van den kapitein der artillerie J.J.M. de Chateleux. Hy liet my roepen omdat zyn en myn vriend, de kapitein der infanterie Beyerman, by hem gekomen was om van hem en my afscheid te nemen. Ik ging, en vond B. in hoogsternstige stemming. Geheel onverwacht had hy bevel gekregen naar Pau opterukken: ‘om me daar te laten vermoorden’ zeide hy. Hy is er vermoord, dienzelfden nacht nog. Toen daarvan den volgenden morgen bericht kwam, rukte de generaal aan 't hoofd van meer dan voldoende krygsmacht uit. In 'n ommezien behaalde hy de lauweren en 't certifikaat van onmisbaarheid waarom hy zoo dringend verlegen was. Arme Beyerman!
Zulk en scène zetten van krygsbedryven door 't vooruitzenden van een aan den dood gewyde kleine schaar behoorde onder de lyfkunstjes van Michiels, doch eenig was hy niet in die misdadige kwakzalvery. Ze speelt in veel veldtochten haar rol, en dit zal wel zoo blyven tot de kunst van lezen meer algemeen wordt. De koddigheid der advertentien van goedkoope boeken en allesgenezende pillen zinkt in 't niet, by de hansworstige leugens waarop sedert eeuwen sommige krygsoversten gewoon zyn hun betalende kommittenten te onthalen. Terstond zyn er altyd verzenmakers en geschiedschryvers by de hand om die zotte praatjes |
| |
| |
|
met hun visa: ‘gezien en opgehemeld’ te stempelen, en 'n reeks van geslachten bauwen den aldus smakelyk gemaakten onzin na. Zie, als 'n enkel staaltje - ik heb ze voor 't grypen! - m'n opmerkingen over de hyperkrygskunstige slimmighedens van den prillen prins van Oranje by Quatre-Bras. (idee 747, vlgg.) <
[ontbreekt] D4
‘Wie sommige gebeurtenissen van naby gezien had.’ In 1843 liet de generaal Michiels op in 't oog vallend vexatoire wys de wegen in den omtrek van Padang verbreeden. Voor niemand was het doel twyfelachtig: hy had behoefte aan wat krygsroem om zich staande te houden als civiel Gouverneur. De uitgelokte ontevredenheid openbaarde zich 't eerst te Pau, in de nabyheid der hoofdplaats. Daar hadden, naar weldra publiek bekend was, de samenscholingen plaats, waaruit de door ieder voorziene oproerige bewegingen zouden - en moesten! - voortkomen. Ze werden niet terstond tegengegaan: de vrucht moest rypen. Op zekeren nacht werd ik gewekt door een bediende van den kapitein der artillerie J.J.M. de Chateleux. Hy liet my roepen omdat zyn en myn vriend, de kapitein der infanterie Beyerman, by hem gekomen was om van hem en my afscheid te nemen. Ik ging, en vond B. in hoogsternstige stemming. Geheel onverwacht had hy bevel gekregen naar Pau opterukken: ‘om me daar te laten vermoorden’ zeide hy. Hy is er vermoord dienzelfden nacht nog. Toen daarvan den volgenden morgen bericht kwam, rukte de generaal aan 't hoofd van meer dan voldoende krygsmacht uit. In 'n ommezien behaalde hy de lauweren en 't certifikaat van onmisbaarheid waarom hy zoo dringend verlegen was. Arme Beyerman!
Zulk en scène zetten van krygsbedryven door 't vooruitzenden van een aan den dood gewyde kleine schaar behoorde onder de lyfkunstjes van Michiels, doch eenig was hy niet in die misdadige kwakzalvery. Ze speelt in veel veldtochten haar rol, en dit zal wel zoo blyven tot de kunst van lezen meer algemeen wordt. De koddigheid der advertentien van goedkoope boeken en allesgenezende pillen zinkt in 't niet, by de hansworstige leugens waarop sedert eeuwen sommige krygsoversten gewoon zyn hun betalende kommitenten te onthalen. Terstond zyn er altyd verzenmakers en geschiedschryvers by de hand om die zotte praatjes met hun visa: ‘gezien en opgehemeld’ te stempelen en 'n reeks van geslachten bauwen den aldus smakelyk gemaakten onzin na. Zie, als 'n staaltje - ik heb ze voor 't grypen! - m'n opmerkingen over de hyperkrygskunstige slimmighedens van den prillen prins van Oranje by Quatre-Bras. (Idee 747 vlgg.) D4a |
922-923 |
zou ik zeker de fout begaan hebben iets te laten < had ik zeker iets laten D4 |
923 |
opmerking, al bewees dan later < opmerking. Toch bewees D4 |
928 |
byna < nagenoeg D4 |
928 |
veertig < drie-en-dertig D4 |
| |
| |
930 |
gedurende < in D4 |
935 |
meer dan het < het D4 |
942 |
heeren! (Zie hierover de noten 65 en 115.) < heeren! D4 |
947-949 |
zelf. Hy was 't ook die zoo byzonder veel bydroeg tot de verlamming van 't gezag in de binnenlanden, door de splitsing van rechterlyke en besturende macht. (zie Noot 13) <
zelf. D4 |
949 |
heet < heette D4 |
951 |
De toenmalige Algemeene Sekretaris der indische Regeering, Mr C. Visscher. <
[ontbreekt] D4
De toenmalige Algemeene Secretaris der indische Regeering, Mr C. Visscher. D4a |
967-968 |
had - in zyn oog 'n fout zeker - < had, D4 |
969 |
Kamer < Kamers D4 |
988 |
De later tot Gouverneur-Generaal benoemde Mr P. Merkus. <
[ontbreekt] D4
De later tot Gouverneur-Generaal benoemde Mr P. Merkus. D4a |
991 |
benamingen < benamingen echter D4 |
1034 |
kris. < kris. (Zie blz. 376, onder.) D4 |
1050 |
acht-en-dertig < drie-en-dertig D4 |
1066 |
fiktie < fiktief D4 |
1067 |
fortuinzoekers < aventuriers D4 |
1081-1085 |
In deze alinea wordt de Resident Brest van Kempen gunstiger beoordeeld dan hy verdiende. Lang na 't schryven van den Havelaar werd my door 'n onwraakbaar getuige meegedeeld dat de Resident Brest van Kempen een zeer byzondere reden had om den Regent te ontzien. Ik wenschte dat my van bevoegde zyde naar die reden gevraagd werd. <
[ontbreekt] D4
In deze alinea wordt de Resident Brest van Kempen gunstiger beoordeeld dan hy verdiende. Lang na 't schryven van den Havelaar werd my door 'n onwraakbaar getuige meegedeeld dat de Resident Brest van Kempen een zeer byzondere reden had om den Regent te ontzien. Ik wenschte dat my van bevoegde zyde naar die reden gevraagd werd. D4a |
| |
| |
1086 |
Opmerking als in de Noten 68 en 72. <
[ontbreekt] D4
Opmerking als in de Noten 68 en 72. D4a |
1096 |
hieruit volgt < dit beduidt D4 |
1111 |
algemeen, en wordt, omdat ze koel blyven, <
algemeen. Het is koel, en wordt D4 |
1112 |
niet onbelangryke* < groote D4 |
1125-1126 |
gelasten < zeggen D4 |
1126 |
den volgenden dag op 't bureau te <
dat hy den volgenden dag op 't bureau zou D4 |
1132-1153 |
den nergens beschreven < den D4 |
1155 |
Staat (idee 286) < Staat D4 |
1178 |
voldoende geleerd < geleerd D4 |
1179 |
ambt - het gewichtigste in den Staat! - < allerbelangrykst ambt in den Staat, D4 |
1179 |
wezen < zyn D4 |
1188 |
't grondbezittend < 't D4 |
1195 |
van geschenken < daarvan D4 |
1199 |
dezelfde < dezelfde brave D4 |
1200-1201 |
De brave man meende dat zy ‘den toets der zedelykheid niet kon doorstaan’. <
Ze kon den toets der zedelykheid niet doorstaan’ meende hy. D4* |
1205 |
deze < die D4 |
1206 |
by < in D4 |
1221 |
dus eigenlyk < dus D4 |
1222-1223 |
wordt, maar wordt - evenals 't woord Nederlander - dikwyls als zoodanig gebruikt. <
wordt. D4 |
| |
| |
1228-1230 |
wil ik hier over dit onderwerp niet verder uitweiden. Ik verwys naar den laatsten druk der ‘Specialiteiten’. (Delft, by Waltman.) <
zal ik ook op dit onderwerp terugkomen in den nieuwen druk der ‘Specialiteiten’ die eerlang by den Uitgever Waltman te Delft ter-perse gaat, en waarnaar ik alzoo verwys. D4 |
1234 |
Toch niet omdat < Omdat D4 |
1237 |
zeer in z'n schik als men hem zeide dat-i <
er recht grootsch op, dat-i zoo sprekend D4 |
1250 |
walvisch, narwal, < walvisch, D4 |
1257 |
in < op blzz. 294 vlgg. en 340 vlgg. van D4 |
1258 |
Israelieten < Joden D4 |
1259 |
kl (sl) < kl D4 |
1259 |
lk (ls) < lk D4 |
1261 |
opsporen. <
opsporen. Misschien had ook dat woord reeds z'n fata gehad voor 't in de beteekenis van waterkeering gebruikt werd. D4 |
1262 |
(1881). Zyl (zl) zal wel van denzelfden wortel stammen. < [ontbreekt] D4 |
1271 |
werden < worden D4 |
1306 |
'twelk < 'twelk echter D4 |
1333 |
geenszins < niet D4 |
1369 |
evenals < als D4 |
1389 |
malayismus. <
malayismus. blz. 275. De Kenari is 'n groote boom welks vruchtjes in smaak veel overeenkomst hebben met walnoten. Men maakt er zeer fyne olie van. D4 |
1392 |
doeltreffender < efficacer D4 |
1419 |
zeker < 'n D4 |
1429 |
ze < het D4 |
1430 |
korrektie (1875) < korrektie D4 |
1433 |
dat < dit D4 |
| |
| |
1437 |
1066 < (oud nummer) 705 D4
1066 D4a |
1444-1445 |
Nooit gaf iemand blyk van begeerte om bewysstukken als de hier bedoelde intezien. <
[ontbreekt] D4 |
1448 |
Integendeel, hy, < Hy, D4 |
1468-1472 |
Het is my onbekend of 't lyk myns voorgangers is opgegraven tydens het in 1860 door den G.G. Pahud ingesteld onderzoek. Wel weet ik dat by die gelegenheid het Distriktshoofd van Parang-Koedjang ontslagen werd. De Regent werd gestraft met kwytschelding van genoten voorschot en - naar my werd meegedeeld, doch zeker ben ik hiervan niet - met traktementsverhooging. <
[ontbreekt] D4
Het is my onbekend of 't lyk myns voorgangers is opgegraven tydens het in 1860 door den G.G. Pahud ingesteld onderzoek. Wel weet ik dat by die gelegenheid het Distriktshoofd van Parang-Koedjang ontslagen werd. De Regent werd gestraft met kwytschelding van genoten voorschot en - naar my werd meegedeeld, doch zeker ben ik hiervan niet - met traktementsverhooging. D4a |
1473-1474 |
Ik had alzoo my bezig gehouden met het nakomen der verplichting die my door eed en instruktie uitdrukkelyk waren voorgeschreven. <
[ontbreekt] D4
Ik had alzoo my bezig gehouden met het nakomen der verplichting die my door eed en instructie uitdrukkelyk waren voorgeschreven. D4a |
1485 |
Zie § 11 < Zie blz. 240 ond. en almede § 11 D4 |
1509 |
Zie § 11 van de ‘Vraagpunten aan den kontroleur’ in de Minnebrieven. <Vgl. blzz. 123 onder. 208 vlgg., en 222 vlgg. D4 |
1510 |
Als boven § 18. <
Zie in de Minnebrieven, § 18 der ‘Vraagpunten aan den kontroleur.’ D4 |
1521 |
zonder protest < zoowel zonder protest D4 |
1521 |
en zelfs < als D4 |
1531 |
hier meer heeft < meer zou hebben D4 |
1537-1539 |
Zie den Gids van Augustus 1860, waar de hoogleeraar Veth, na uitvoerige behandeling der Havelaarszaak, het volgende zegt: <
Zie Prof. Veth in den Gids van Augustus 1860. D4 |
| |
| |
1540-1554 |
‘Sedert heeft Havelaar met de zijnen gebrek geleden, hij is het voorwerp geworden van den smaad der Droogstoppels - want de Droogstoppels in Nederland maken altijd gemeene zaak met de Slijmeringen in Indie - hij is geworden Multatuli, niet alleen in aangenomen naam, maar inderdaad.
En wat bewijst nu het feit, dat, na zijn ontslag, werkelijk een onderzoek in het Regentschap Lebak plaats had, dat de Regent eene scherpe vermaning ontving, en eenige mindere Hoofden werden afgebet?
Primo: de waarheid van het spreekwoord dat de kleine dieven gehangen worden, terwijl men de groote laat loopen.
Secundo: dat de zaak te veel ruchtbaarheid had verkregen, om nu nog gesmoord te worden.
Tertio: dat de knevelarij in Lebak al zeer erg moet geweest zijn, wanneer zelfs een Resident die zoo gaarne schipperde, en zoo ongaarne een Inlandsch Hoofd vervolgde, constateeren moest dat er werkelijk reden tot klagen bestond, en bij gevolg:
Quarto: dat Havelaar volkomen gelijk had.’* <
[ontbreekt] D4 |
1555 |
Aldus Professor Veth. Niemand < Niemand D4 |
1555 |
evenwel schynt < schynt evenwel D4 |
1555-1556 |
dat men dan ook dien Havelaar < dat men hem dan ook D4 |
1556 |
was. < was. Is dit Recht, Nederlanders? D4 |
1556-1561 |
Ook niet dat de hem ten-deel gevallen rechtsweigering allernadeeligst werken moest op den toestand der inlandsche bevolking. Van welk besturend ambtenaar in de binnenlanden is plichtsvervulling te verwachten, nadat er zoo duidelyk bleek dat de Natie evenzeer als de Regeering party trekt voor de ellendelingen die 't mishandelen van den Javaan oogluikend toelaten? <
[ontbreekt] D4 |
1562 |
Zie blz. 224.* < [ontbreekt] D4
Zie blz 311 D4a |
1564 |
van de < den D4* |
1566-1567 |
Dat m'n voorganger vergiftigd is geworden, werd door niemand in Lebak betwyfeld. Waarom liet de heer Pahud zyn lyk niet opgraven? <
[ontbreekt] D4
Dat m'n voorganger vergiftigd is geworden, werd door niemand in Lebak betwyfeld. Waarom liet de heer Pahud zyn lyk niet opgraven? D4a |
1568 |
Ik bezit die verklaring <
De hier bedoelde schriftelyke verklaringen bezit ik D4 |
1568-1569 |
Niemand vond het ooit de moeite waard daarvan inzage te verzoeken. < [ontbreekt] D4 |
| |
| |
1573-1576 |
leesbaar. De toeleg van dat schryven was, my in z'n knevelary te betrekken, 'tgeen gelukt zou wezen indien ik z'n voorstellen had goedgekeurd, of argeloos daarover in korrespondentie was getreden. <
leesbaar. D4
[Noot 177, geplaatst aan het eind van de brief van de gouverneur-generaal, is voor een groot deel opgebouwd uit de noten 157-165 uit D4. Deze noten zijn in D4 verspreid door de brief heen weergegeven. Het volgende overzicht geeft een beeld van de wijze waarop Multatuli te werk is gegaan. De cijfers in de kolom D5 verwijzen naar de regelnummering in de leestekst. De beide volgende kolommen bevatten een opgave van die noten in D4 en D4a, die betrekking hebben op het eerder genoemde onderdeel van noot 177 uit D5. Hierbij is Multatuli's nummering van de noten in resp. D4 en D4a gevolgd. In een aantal gevallen is er sprake van vrijwel woordelijke overeenkomst, in andere gevallen is de tekstuele overeenkomst gering. Na het overzicht volgt de tekst van de desbetreffende noten. |
D5 |
D4 |
D4a |
1577-1579 |
noot 157 |
noot 177 |
1579-1582 |
[ontbreekt] |
[ontbreekt] |
1582-1584 |
noot 159 |
noot 177b |
1584-1587 |
noot 158 |
noot 177a |
[ontbreekt] |
noot 160 |
[geschrapt] |
1587-1593 |
noot 161 |
noot 177c |
1593-1598 |
noot 162 |
noot 177d |
1598-1600 |
noot 163 |
noot 177e |
1600-1608 |
noot 164 |
[geschrapt] |
1609-1617 |
noot 165 |
[geschrapt]] |
1577-1617 |
177 In de derde alinea van dezen brief wordt my 't vervullen van myn voorgeschreven plicht tot verwyt gemaakt door den man die in de eerste plaats geroepen was my te berispen en zelfs te straffen indien ik dien plicht had verzuimd. Wat vervolgens z'n ontevredenheid aangaat over de door my ‘aangenomen houding tegenover den Resident van Bantam’ ze was geheel ongegrond, en de heer B.v.K. zelf betuigde my later, niet te begrypen wat daarmee kon bedoeld zyn. De bewering dat er omtrent den Regent ‘steeds gunstige getuigenissen waren afgelegd’ was een onwaarheid. Herhaaldelyk was er in de conduite-staten over dat Hoofd geklaagd. De opmerking dat ik myn beschuldiging niet door ‘feiten, veel minder bewyzen’ gestaafd had, klinkt zonderling in den mond van den man die geen gehoor verkoos te geven aan myn dringende bede, my in de gelegenheid te stellen myn beschuldigingen door ‘feiten en bewyzen te staven’. Onwaar is 't dat ik geweigerd hebben zou ‘volle opening te geven van wat my omtrent de handelingen van het Inlandsch Bestuur te Lebak bekend was’. Juist om tot die ‘volle opening’ te kunnen overgaan, drong ik op 'n vry en openlyk onderzoek aan. Maar ik wilde voorkomen dat het weder zou uitloopen op 'n vruchteloos ‘aboucheeren’ gelyk onder myn voorganger zoo dikwyls geschied was zonder ander gevolg dan dat de klagers officieel gestraft of in 't geheim mishandeld werden. ‘Ongeschiktheid voor 't bekleeden eener betrekking by het Binnenlandsch Bestuur’ moest wel beteekenen dat ik niet kon werken in den ‘geest des Gouvernements’, niet in den geest der Slymeringen, niet in den geest van den verheven Duymaer |
| |
| |
|
van Twist. De Natie had behooren te eischen dat al die varieteiten van plichtverzakende deugnieten zich geschikt maakten om te werken ‘in den geest’ van Havelaar. Hoe rymt vervolgens de erkentenis dat ik by de Regeering gunstig stond aangeschreven, met de laaghartige insinuatie in de Tweede-Kamer, dat hy ‘over den schryver van dat boek, zooveel - kwaads alzoo? - zou kunnen zeggen’? Wat de plaatsing te Ngawi aangaat, er bestonden nog meer redenen dan ik op blz. 229 opgaf, om die aanstelling van de hand te wyzen. Maar de in alle inlandsche zaken zoo grondig onwetende Van Twist kende die niet. Hy liep in 't kiezen voor my van die betrekking, alweer aan de leiband van de buitenzorgsche kommiezery, die er waarachtig groot belang by had dat ik niet aan 't woord kwam. Het was 'n uitgemaakte zaak dat ik te Ngawi moest ‘vallen’. Het openbaren der kuiperytjes die hiertoe in 't werk werden gesteld, zou zeer pikant wezen, maar ik onthoud me nu daarvan omdat ik geen vryheid heb m'n bronnen te noemen. Misschien wordt dit bezwaar eenmaal opgeheven. De laatste alinea van den heerlyken kabinetsbrief beteekent alweer dat er zou moeten blyken of Havelaar bekwaam en genegen was dienst te nemen onder de vereerders van den ‘geest des gouvernements’. En dit zou moeten getuigd worden door dezen of genen hoofdambtenaar van 't allooi der Slymeringen! Ieder ziet dat de onbekwaamheid van Van Twist zich niet tot inlandsche zaken bepaalde, en dat de man ook in ‘the proper study of men’ 'n brekebeen was. Men bedenke dat hy Havelaar's brieven onder de oogen had, brieven die geschreven waren met de voorbedachte strekking den man wakker te schudden. Nederlanders, welk soort van wezens toch laat gy u opdringen als Landvoogden van Insulinde?* <
157 Dit is 'n leugen! D4
158 Juist om die bewyzen te kunnen leveren immers, had ik 'n onderzoek aangevraagd. D4
159 Een leugen! In de conduitestaten was sedert jaren over den Regent geklaagd. Dit zeide ik dan ook in den Brief aan den Gouverneur-generaal in-ruste, waarnaar ik den lezer verwys, onder opmerking dat de geadresseerde by-machte had moeten zyn my tegentespreken, indien er tegenspraak mogelyk was. In 't algemeen verzoek ik den lezer dat stuk nauwkeurig met den Havelaar te vergelyken, en daarby te bedenken dat het niet voor publiciteit bestemd was. D4
177b Een leugen! In de conduitestaten was sedert jaren over den Regent geklaagd. D4a
160 Waar D.v.T. deze bewering vandaan haalde, is my 'n raadsel. Moet dit poezie heeten? Fantazie? Een droom wellicht? Hoe men 't gelieve te noemen, 't is alweer 'n leugen van den braven man. D4
[geschrapt] D4a
161 Ook dit is 'n onwaarheid. Bleek er niet uit de aan V. Twist gezonden stukken dat juist ik op onderzoek had aangedrongen? Maar ik eischte dat het vry en openlyk wezen zou, en niet weder afliep met het straffen der klagers, gelyk onder m'n voorganger zoo dikwyls geschied was, en waarop de Resident het met z'n ‘aboucheeren’ toelei. Zie de in Noot 143 aangehaalde passages van den tekst. D4
177c Ook dit is 'n onwaarheid. Bleek er niet uit de aan V. Twist gezonden stukken dat juist ik op onderzoek had aangedrongen? Maar ik eischte dat het vry en openlyk wezen zou, en niet weder afliep met het straffen der klagers, gelyk onder m'n voorganger zoo dikwyls geschied was, en waarop de Resident het met z'n ‘aboucheeren’ toelei. D4a |
| |
| |
|
162 Precies! Havelaar was niet geschikt om te werken in den ‘geest des Gouvernements’ in den ‘geest’ der Slymeringen, in den ‘geest’ van den verheven Duymaer van Twist. Maar had niet de Natie moeten eischen dat de zeer talryke exemplaren van al die soorten zich geschikt maakten om te werken ‘in den geest’ van Havelaar? D4*
163 Hoe rymt dit met z'n laaghartige insinuatie in de Tweede-Kamer, dat-i ‘over den schryver van dat boek, zooveel - kwaads alzoo? - zou kunnen zeggen? D4*
164 Om meer redenen nog dan ik op de blzz. 319 en 320 aanstip, was Ngawi voor my 'n zeer ongewenschte plaats, wat evenwel den in alle inlandsche zaken grondig onwetenden Van Twist onbekend was. Hy liep in 't kiezen van die betrekking alweer aan den leiband der Buitenzorgsche kommiezery, die 'r waarachtig groot belang by had dat ik niet aan 't woord kwam! 't Was 'n uitgemaakte zaak dat ik vallen moest als ik de betrekking te Ngawi aannam. Het openbaren der kuiperytjes die hiertoe in 't werk waren gesteld, zou zeer pikant wezen, maar ik onthoud me nu daarvan omdat ik geen vryheid heb m'n bronnen te noemen. Misschien wordt dit bezwaar eenmaal opgeheven. D4
[geschrapt] D4a
165 Dit wil alweer zeggen: er zou moeten blyken dat Havelaar dienst nam onder de vereerders van den ‘geest des gouvernements.’ En dit zou moeten getuigd worden door dezen of genen hoofdambtenaar van 't allooi der Slymeringen! Ieder ziet hier dat de onbekwaamheid van Van Twist zich niet volstrekt tot ‘inlandsche zaken’ bepaalde, en dat-i ook in the proper study of men 'n brekebeen was. Men bedenke dat hy Havelaar's brieven onder de oogen had, brieven die de voorbedachte strekking hadden den man wakker te schudden. Nederlanders, welk soort van wezens laat ge u dan toch opdringen als landvoogden van Insulinde? D4
[geschrapt] D4a |
1618-1620 |
Dat in de buurt is. Ook hier alweder is van toepassing wat ik op blz. 140 zeide over 't leeren kennen van den toestand eener landstreek door 't verblyf in een nabygelegen provincie.* <
Vgl. de opmerking op blz. 193, midden. D4 |
1625 |
is dan ook < ook is D4 |
1628 |
vorige < alle vorige D4 |
1629 |
van hem iets < iets van hem D4 |
1636-1637 |
daarover in den bundel Verspreide Stukken - < daarover D4 |
1638 |
dezen < den D4 |
1642 |
denkbaar is < kan verlangd worden D4 |
1642 |
in < er in D4 |
| |
| |
1645 |
Wel, ik deed dit < Dit geschiedde D4 |
1645 |
't was < was D4 |
1646 |
waartoe inderdaad reden was < en er was reden toe D4 |
1650 |
zyn, wat dan ook werkelyk het geval niet was <
zyn. Dit was dan ook 't geval niet D4 |
1664 |
door < er door D4 |
1668 |
dunkt < dunkt alzoo D4 |
1681 |
blzz. 244 en 245. Ook* < blz. 339 onderaan, en D4 |
1687-1693 |
Ministers in bezigheid. Daaronder waren er die hun verheffing te danken hadden aan de door den Havelaar teweeggebrachte ‘rilling’. Kort na de verschyning van dat werk benoemde men een indischen rykworder tot Minister van Kolonien. Hy zou zorgen dat ‘geschiedenissen als van Saïdjah voortaan tot de onmogelykheden behooren zouden’! Wat hy gedaan heeft om dien vromen wensch te bereiken weet ik niet. En dat weet niemand. In-plaats daarvan heeft hy de Natie met den liefelyken oorlog op den Sumatraschen noordhoek begiftigd. <
[ontbreekt] D4
Ministers in bezigheid. Daaronder waren er die hun verheffing te danken hadden aan de door den Havelaar teweeggebrachte ‘rilling’. Kort na de verschyning van dat werk benoemde men een indischen rykworder tot Minister van Kolonien. Hy zou zorgen dat ‘geschiedenissen als van Saïdjah voortaan tot de onmogelykheden behooren zouden’! Wat hy gedaan heeft om dien vromen wensch te bereiken weet ik niet. En dat weet niemand. In plaats daarvan heeft hy de Natie met den lieflyken oorlog op den Sumatraschen noordhoek begiftigd. D4a |
1694-1697 |
Deze laatste beide volzinnen zyn later bygevoegd. Ik erken, in 1859 niet voorzien te hebben dat het hier bedoelde volkje my zou toejuichen. Toch had ik 't kunnen weten. 't Ligt in den aard der zaak dat schelmen 't luidst meeschreeuwen als er ‘houdt den dief’ wordt geroepen. <
[ontbreekt] D4
Deze laatste beide volzinnen zyn later bygevoegd. Ik erken in 1859 niet voorzien te hebben dat het hier bedoelde volkje my zou toejuichen. Toch had ik het kunnen weten. 't Ligt in den aard der zaak dat schelmen 't luidst meeschreeuwen als er ‘houdt den dief’ wordt geroepen.
D4a |
1704-1708 |
Van Twist gaat by z'n medegrondbezitters - onverschillig van welke z.g.n. staatkundige kleur - nog altyd voor byzonder achtenswaardig door. Hy spreekt mee over indische zaken, niet alleen alsof er niets op hem viel aantemerken, maar zelfs op den toon van 'n deskundige en bevoegde by uitnemendheid. En de Natie neemt er genoegen mee! <
[ontbreekt] D4 |
| |
| |
|
Van Twist gaat by z'n medegrondbezitters - onverschillig van welke z.g.n. staatkundige kleur - nog altyd voor byzonder achtenswaardig door. Hy spreekt mee over indische zaken, niet alleen alsof er niets op hem viel aantemerken, maar zelfs op den toon van 'n deskundige en bevoegde by uitnemendheid. En de Natie neemt er genoegen mee! D4a1
Van Twist gaat by z'n medegrondbezitters - onverschillig van welke z.g.n. staatkundige kleur - nog altyd voor byzonder achtenswaardig door. Hy spreekt mee over Indische zaken, niet alleen alsof er niets op hem viel aantemerken, maar zelfs op den toon van 'n deskundige en bevoegde by uitnemendheid. En de Natie neemt er genoegen mee! D4a2 |
1714 |
uitleggen. <
uitleggen. Ik meende dat Nederland, wanneer 't misschien doof mocht blyven voor de stem van Recht en Rede, als die andere Droogstoppel zou toeluisteren zoodra er bleek dat het om z'n belang, dat het om de dierbare koffie te doen was!
178 De Koning heeft nog altyd niet geantwoord. D4
uitleggen. Ik meende dat Nederland, wanneer 't misschien doof mocht blyven voor de stem van Recht en Rede, als die andere Droogstoppel zou toeluisteren zoodra er bleek dat het om z'n belang, dat het om de dierbare koffie te doen was!
194 De Koning heeft nog altyd niet geantwoord. D4a1
uitleggen. Ik meende dat Nederland, wanneer 't misschien doof mocht blyven voor de stem van Recht en Rede, als die andere Droogstoppel zou toeluisteren zoodra er bleek dat het om z'n belang, dat het om de dierbare koffie te doen was!
[geschrapt] D4a2 |
1715-1716 |
Op de beide vragen die 't boek besluiten, ontving ik nog altyd geen antwoord. Waarschynlyk houdt de koning zich bezig <
Ook op deze vraag wacht ik nog altyd te-vergeefs antwoord van den Koning, die zeker zich bezig houdt D4
Op deze vraag wacht ik nog altyd te-vergeefs antwoord van den Koning, die zeker zich bezig houdt D4a1
Op de beide vragen die 't boek besluiten, ontving ik nog altyd geen antwoord, waarschynlyk houdt de Koning, zich bezig D4a2 |
1717-1718 |
van deze nieuwe uitgaaf aanbieden < aanbieden van deze nieuwe uitgaaf D4 |
1718 |
evenals < als D4 |
1720-1721 |
hebben aangedrongen op recht < recht hebben geëischt D4
hebben aangedrongen op recht D4a |
1722-1723 |
Volgens de laatste berichten uit Indiën is Lebak een woesteny. Geheele dorpen zyn uitgestorven. <
[ontbreekt] D4 |
1724-1725 |
nieder-ingelheim, Augustus, 1881. < [ontbreekt] D4 |
|
|