| |
| |
| |
Hoofdstuk VI
|
zesde hoofdstuk < [streep] Ma
Zesde Hoofdstuk [streep] Mb
zesde hoofdstuk. D1-D4 |
1 |
De < De Ma
Vervolg van het opstel van Stern. De Mb
(Vervolg van het opstel van Stern.) De D1, D3
(Vervolg van het Opstel van Stern.) De D2, D2d |
4-5 |
een menschensoort, in 't voorbygaan gezegd, die zeer onderscheiden is <
die, in het voorbijgaan gezegd, zeer onderscheiden zijn M-D3 |
6 |
viel, en ver < viel, vèr M
viel; ver D1-D3 |
7 |
de < die M-D3 |
8-9 |
tot zyn omgeving behoorden < behoorden tot zijne omgeving M-D3 |
11 |
van deze < dier M-D3
dezer D4 |
12 |
worden < wezen M-D4 |
12 |
hy < het M-D3 |
12 |
zooals men 't noemt < zoo men zegt M-D3 |
13 |
wezen < zijn Ma1
wezen Ma2 |
16 |
in 't midden van de pendoppo by de tafel <
bij de tafel in het midden der pendoppo Ma1
in het midden der pendoppo bij de tafel Ma2-D3
in het midden der pendoppo by de tafel D4 |
17 |
eenigszins < iets M-D4 |
18-19 |
der zuster van mevrouw Blauwbaard <
der vrouw van blaauwbaard Ma
der zuster van Mevrouw Blaauwbaard Mb-D3 |
23 |
ging, als te-leurgesteld, < ging M-D4 |
25 |
nu juist niet < niet M-D4 |
28 |
aantal inlanders < aantal M-D3 |
| |
| |
29 |
neen, de < de M-D3 |
33 |
wat < iets M-D3 |
33 |
mogen < kunnen M-D4 |
40-41 |
een eigenaardigheid trouwens die < wat trouwens M-D3 |
41-42 |
wanneer men met hem in gesprek was, gevoelde men <
men gevoelde, wanneer men met hem in gesprek was, Ma1
men gevoelde, als men met hem in gesprek was, Ma2-D3 |
44 |
om zoo noodig < om, zoo het noodig was, M-D3 |
44 |
te verwyzen < terugtekomen M
terug te komen D1-D3 |
46 |
niet moeielyk < zeer ligt M-D3 |
46 |
alle onderwerpen van gesprek < in gesprekken alle onderwerpen M-D3 |
47 |
vooral daar < daar M-D3 |
47 |
op < op eene M-D3 |
48 |
aan den loop van 't onderhoud een andere richting geven zullen <
eene andere rigting geven zullen aan den loop van het onderhoud M-D3
aan den loop van het onderhoud een andere richting geven zullen D4 |
49 |
omdat < dewijl Ma1
omdat Ma2 |
49 |
wezen zou < zoude wezen M-D3 |
53 |
hy < men Ma1
hij Ma2 |
55 |
de beste < de M-D3 |
59 |
banale opmerking < opmerking M-D3 |
63 |
Hierop < Daarop M-D3 |
65 |
zaten < waren M-D3 |
71 |
de tabak, de kalk, de sirie, de pinang, en de gambier <
de sirie, de kalk, de pinang, de gambier en de tabak M-D3 |
73-74 |
zyn heer de kostbare doos aan < de kostbare doos zijnen heer aan M-D3 |
| |
| |
79 |
dit < dat M-D3 |
80 |
ondoordacht < te snel M-D3 |
80 |
gaf. Want hy had < gaf; want dan had hij M-D3 |
81 |
van Pandeglang hoort roemen < hoort roemen van Pandeglang Ma
hoort roemen van Pande( ) Mb
hoort roemen van P...ng D1-D3 |
82 |
werkelyk beter < beter M-D3 |
84 |
al hurkend < hurkende M-D3 |
85 |
onder zyn makkers plaats nam < plaats nam onder zijne makkers M-D3 |
86 |
bruinrood geverwd < roodgeverwd M-D3
bruinroodgeverwd D4 |
88 |
er < daar M-D3 |
89 |
en den kontroleur kende < kende en den kontrôleur M
kende en den Kontrôleur D1-D3 |
93 |
in < te M-D3 |
94 |
aanleggen, of de bestaande beter te onderhouden. < aanleggen. M-D3 |
95 |
hierin < dáárin M-D3 |
95 |
dichter < beter M-D4 |
96 |
veel < ongelijk M-D4 |
102 |
zou te hooren zyn < was te hooren M-D4 |
103 |
van Lebak geweest was < was geweest van Lebak Ma
was geweest van Leb( ) Mb
was geweest van Leb... D1-D3 |
103-105 |
Het scheen dat Verbrugge op dit oogenblik geen lust had den stryd voorttezetten. Althans hy brak 't gesprek af, <
Verbrugge wilde afbreken, Ma
Verbrugge wilde afbreken, Mb, D1
Verbrugge wilde afbreken D2-D3 |
105-106 |
mandoor-oppasser < oppasser M-D4 |
| |
| |
109 |
toewan kommendaan < kommandant M
Kommandant D1-D3 |
110-111 |
starende, dat is de kommandant! Hy < starende, hij Ma
starende, ‘hij Mb-D3 |
111 |
en < hij M-D3 |
111 |
vanmorgen < heden morgen M-D3 |
111 |
vroeg reeds < vroeg M-D3 |
113 |
u al < U M
u D1-D3 |
115 |
Pegang koedahnja toewan kommendaan <
Houd het paard vast van mijnheer den kommandant M
Houd het paard vast van mijnheer den Kommandant D1-D3 |
115 |
aan een < een' M
een D1-D3 |
116 |
die buiten zaten < buiten M-D3 |
116 |
Duclari! Ben je < Duclari, zijt ge Ma
Duclari, zijt ge Mb-D3 |
116-117 |
heb je < hebt ge M-D3 |
118 |
man < mensch M-D4 |
118 |
flinke militaire < militaire M-D3 |
120 |
eerste-luitenant < luitenant M-D3 |
120 |
te < van M-D4 |
124-125 |
ging zitten onder de vraag: ‘wel, wat heb je al zoo hier?’ <
ging onder de vraag: ‘wat hebt ge zoo al hier?’ zitten M
ging, onder de vraag: ‘wat hebt ge zoo al hier?’ zitten D-D2d
ging, onder de vraag: ‘wat hebt ge al zoo hier?’ zitten D3 |
126 |
Wil je < Wilt ge M-D3 |
127 |
Heb je < Hebt ge M-D3 |
127 |
geen klapperwater < klapperwater M-D3 |
128 |
frisscher < frisch M-D3 |
| |
| |
129 |
je < u M-D3 |
130 |
heel < zeer M-D3 |
130 |
nadeelig. Je < nadeelig...ge M-D3
nadeelig. Men D4 |
130 |
Zie eens < Zie M-D3 |
131 |
over de bergen dragen < dragen over de bergen M-D3 |
136 |
je < ge M-D3 |
138 |
je bent < gij zijt M-D3 |
140 |
in 't hollandsch gevoerd < gevoerd in het hollandsch Ma
gevoerd in het hollandsch Mb
gevoerd in het Hollandsch D1-D3
in het hollandsch gevoerd D4 |
140 |
een taal die < dat M-D3 |
142 |
hierdoor < daardoor M-D3 |
142 |
van 't onderhoud uittesluiten < uittesluiten van het onderhoud M
uit te sluiten van het onderhoud D1-D3
van het onderhoud uittesluiten D4 |
142-143 |
hiermee een andere bedoeling had <
eene andere bedoeling daarmede had M-D3
hiermede een andere bedoeling had D4 |
145 |
m'nheer de kontroleur < de heer kontrôleur M
de heer Kontrôleur D1-D3
de heer kontroleur D4 |
147 |
Wel neen < Neen M-D4 |
| |
| |
147-148 |
gezegd, ik ken hem niet! riep Verbrugge, nu ook in het maleisch. Ik heb hem nooit gezien. Hy* <
gezegd, ik ken hem niet, riep Verbrugge, ook in het Maleisch.
‘Ik heb hem nooit gezien; hij Ma
gezegd, ik ken hem niet, riep Verbrugge, ook in het Maleisch.
‘Ik heb hem nooit gezien; hij Mb
gezegd, ik ken hem niet, riep Verbrugge, ook in het Maleisch:
‘ik heb hem nooit gezien; hij D1*
gezegd, ik ken hem niet,’ riep Verbrugge, ook in het Maleisch:
‘ik heb hem nooit gezien; hij D2-D3
gezegd, ik ken hem niet! riep Verbrugge, nu ook in het maleisch.
Ik heb hem nooit gezien. Hy D4 |
148-149 |
diende eenige jaren vóór my op Sumatra <
heeft op Sumatra gediend eenige jaren vóór mij Ma
heeft op Sumatra gediend eenige jaren vóór mij Mb-D3 |
149 |
je < u M-D3 |
149 |
maar < slechts M-D3 |
150 |
spreken, anders niet! < spreken.’ M-D3 |
151 |
dit < dat M-D3 |
151 |
iemand juist niet < niet juist iemand M-D3 |
152 |
m'nheer de Adhipatti < de heer Adhipatti Ma1
de heer adhipatti Ma2
de heer Adhipatti Mb-D3
de heer Adhipatti D4 |
152 |
hierover < daarover M-D3 |
154-155 |
met den heer kommandant instemde <
het met den kommandant eens was M
het met den Kommandant eens was D1-D3 |
157 |
Over 't geheel genomen < In het algemeen M-D4 |
157 |
dit < dat M-D3 |
157-158 |
in 't hollandsch voort < voort in het hollandsch M
voort in het Hollandsch D1-D3
in het Hollandsch voort D4 |
158 |
deze < die M-D3 |
159 |
meende genoeg < genoeg meende M-D3 |
| |
| |
159 |
omdat < wijl M-D3 |
160 |
alleen door Verbrugge verstaan wilde worden <
verstaan wilde worden door Verbrugge alleen Ma
verstaan wilde worden door Verbrugge alleen Mb-D3 |
160 |
dit < dat M-D3 |
161 |
men waarachtig < men M-D3 |
162 |
kennismaking < kennis M-D3 |
162 |
hy < het Ma1
hij Ma2 |
164 |
jy < gij M-D3 |
164 |
je < gij M-D3 |
167 |
Nu ja < Ja M-D3 |
167 |
zeker niet. Maar < niet...maar M-D3 |
168 |
't < dat M-D3
het D4 |
171 |
Tot je dienst! Maar < Ja, maar M-D3 |
173 |
Je < Gij M-D3 |
174 |
was toen < was M-D3 |
177 |
geen < niet een' Ma
geen' Mb |
182 |
zichzelf < zich Ma1
zichzelf M2 |
183-184 |
onvermydelyk < noodig M-D3 |
184 |
ook ik < ik M-D4 |
184 |
een uitdaging < het M-D3 |
184-185 |
aannemen, en in zekere gevallen zelf uitdagen, < aannemen, M-D3 |
186 |
dank < ik dank M-D4 |
186 |
je < u M-D3 |
| |
| |
187 |
daar is geen twyfel aan < daaraan is geen twijfel M-D3
hieraan is geen twyfel D4 |
188 |
getrouwd < gehuwd M-D3 |
191 |
Nu, dat < Dàt M
Dat D1-D4 |
193 |
je < uwe M-D3 |
195 |
daaruit een paar boschduiven < een paar boschduiven daaruit M-D4 |
196 |
die vogels < die M-D3 |
198 |
doen kon < doen konde Ma1
kondedoen Ma2-D3 |
200 |
dit < dat M-D3 |
204 |
dit < dàt M-D3 |
205 |
heb je < hebt gij M-D3 |
209 |
Ienie apa toewan-toewan datang! < Daar komen ze, M
Daar komen zij, D1-D3 |
216 |
van de < der M-D4 |
217 |
een door vier paarden getrokken reiswagen naderen <
het naderen van een' door vier paarden getrokken' reiswagen M
het naderen van een' door vier paarden getrokken reiswagen D1-D3 |
218 |
by 't bamboezen gebouwtje stilhield <
stilhield bij het bamboezen gebouwtje M-D3
by het bamboezen gebouwtje stilhield D4 |
219-220 |
zich al zoo in dien wagen bevond < zoo al was in dien wagen M-D3 |
221 |
tot het gevolg van den Regent behoorden <
behoorden tot het gevolg van den regent Ma
behoorden tot het gevolg van den Regent Mb-D3 |
223 |
aan de diskretie herinnerde < u denken deed aan de diskretie M-D3 |
224 |
vroeger < vorige M-D3 |
224 |
leeuwen < de leeuwen M-D3 |
224 |
de stad inkwamen < in de stad kwamen M-D3 |
| |
| |
226 |
zoo zorgvuldig < zoo M-D3 |
227 |
op regen moest bedacht zyn < moest bedacht zijn op regen M-D3 |
232 |
plan < doel M-D3 |
232 |
er < er in Ma1
daarin Ma2-D4 |
234 |
in een reiswagen gezeten hebben < gezeten hebben in een' reiswagen M-D3 |
237 |
het denkbeeld is me niet vreemd < ik ben niet vreemd aan het denkbeeld M-D4 |
239 |
of < en M-D3 |
244 |
hieruit < dááruit M-D3 |
245 |
hetzelfde < één M-D3 |
245 |
denzelfden < één' M-D3
dezelfde D4 |
247 |
tegen 't portier gedrukt hield < gedrukt hield tegen het portier M-D3
tegen het portier gedrukt hield D4 |
248 |
tegenover < over M-D3
tegen-over D4 |
256 |
ons < U M
u D1-D3 |
259 |
er ook < ook M-D3 |
259 |
die nu < die M-D3 |
259 |
voor de pendoppo stilhield < stilhield voor de pendoppo M-D3 |
262 |
gevoerd te worden. Men < plaats te hebben; men M
plaats te hebben: men D1-D3
plaats te hebben. Men D4 |
262 |
vernam de woorden < hoorde zeggen M-D4 |
263 |
dit < het M-D4 |
263-264 |
eindelyk stapte er een heer uit < een heer stapte er ten laatste uit M-D3
een heer stapte er ten-laatste uit D4 |
264 |
vertoonde < had M-D3 |
| |
| |
264-265 |
denken < u denken M-D3 |
265 |
ik zoo-even < ik M-D3 |
266 |
zullen weerzien < meer zullen zien M-D3 |
266 |
terstond < dadelijk M-D3 |
267 |
moest < moet M |
268-269 |
op mylen afstands geen voertuig in de buurt was <
geen voertuig in de buurt was op mijlen afstands M-D3 |
270 |
aan den dag leî < ten toon spreidde M-D3 |
273-274 |
voor een blyk van minder goede gezondheid wordt gehouden <
wordt gehouden voor een blijk van minder goede gezondheid M-D3 |
274 |
hy had < had M-D3 |
275 |
wel < gunstig D4 |
277 |
hoewel < schoon M-D4 |
277-278 |
onbehagelyk of terugstootend was <
onbehagelijk was, of terugstootend M
onbehagelijk was of terugstootend D1-D3 |
278 |
van de verdenking < te denken M-D4 |
279 |
op dat gelaat verveelde < verveelde op dat gelaat Ma1
op dat gelaat verveelde Ma2 |
281-282 |
by het uitstygen behulpzaam te zyn <
behulpzaam te zijn bij het uitstijgen M-D3 |
285 |
het als een byzonderheid < het M-D3 |
289 |
als een jonge oester op den rug van zyn mama <
op de wijze als eene jonge oester op de oude M
op de wijze als een jonge oester op de oude D1-D3 |
291 |
met eerbied aannamen < aannamen met eerbied M-D3 |
292 |
geheele houding < houding M-D3 |
292-293 |
in de tegenwoordigheid te bevinden < te bevinden in tegenwoordigheid M-D3 |
| |
| |
296 |
By 't lezen van verdichte verhalen, heb ik my <
Ik heb, bij het lezen van verdichte verhalen mij M
Ik heb, bij het lezen van verdichte verhalen, mij D1-D4 |
298-299 |
zy blyk gaven iets te willen voortbrengen <
het te doen was om iets voorttebrengen M, D4
het te doen was om iets voort te brengen D1-D3 |
299-301 |
moest, om nu niet van humor te spreken, een eigenaardigheid die byna
doorgaande allerjammerlykst wordt verward met het komieke. Men <
moet; men M-D3 |
302 |
of < of althans M-D3 |
303 |
ka kauw < ka jij kauw Ma1
ka kauw Ma2
Ka kauw D1-D3 |
306 |
allerzotste < zotte M-D4 |
308 |
My komen zulke geestigheden wat goedkoop voor <
Ik vind die manier van geestig zijn, wat goedkoop M-D3 |
309 |
ik ben < ben ik M-D3 |
315 |
hierom < daarom M-D3 |
315 |
u uitdrukkelyk < u M-D3 |
317 |
vertoonde < bezat M-D4 |
322 |
hetwelk < welke M-D3 |
323-324 |
verzitten, hoesten of neussnuiten < hoesten of neus snuiten M-D3
hoesten of neussnuiten D4 |
324 |
wanneer < als M-D3 |
325 |
die ontydige rustpunten had kunnen afwennen <
had kunnen dwingen om die ontijdige rustpunten weg te laten M-D3
had kunnen dwingen om die ontijdige rustpunten wegtelaten D4 |
329 |
de goedige < de M-D4 |
331 |
aan de scherpzinnigheid van zyn toehoorder overliet <
overliet aan de scherpzinnigheid van zijnen toehoorder M-D3 |
| |
| |
334 |
der hoofdplaats Serang < te Serang Ma
te S( ) Mb
te S... D1-D3 |
335-336 |
gouvernement - een verhouding die den meesten iets omzichtigs geeft - <
gouvernement, omdat dit iets omzigtigs geeft, M-D3
gouvernement - een verhouding die iets omzichtigs geeft - D4 |
337 |
dit < dat M-D3 |
337 |
smaakvol < schoon M-D3 |
337 |
doch < maar M-D3 |
337 |
moet < ik moet M-D3 |
338 |
juist < wel M-D3 |
339 |
zyn < diens M-D3 |
340 |
kind < kindje Ma1
kind Ma2 |
341 |
het < het ook M-D3 |
342 |
kenschetsing < beschrijving M-D4 |
342-343 |
aan den loop der gebeurtenissen en des lezers eigen verbeelding overtelaten. Daar <
overtelaten aan den loop der gebeurtenissen en uwe eigene verbeelding, doch daar M
over te laten aan den loop der gebeurtenissen en uwe eigene verbeelding; doch daar D1-D3 |
343-344 |
evenwel nu eenmaal < nu toch eens M-D3
evenwel nu toch eenmaal D4 |
349-351 |
dat, om voor ‘gedistingeerd’ doortegaan, zich en anderen meent te moeten plagen met gêne, <
dat zich en anderen meent te moeten plagen met ‘gêne’ om doortegaan voor ‘gedistingeerd’, M
dat zich en anderen meent te moeten plagen met ‘gêne’ om door te gaan voor ‘gedistingeerd,’ D1-D3
dat zich en anderen meent te moeten plagen met gêne, om voor ‘gedistingeerd’ doortegaan, D4 |
351 |
ze hechtte < hechtte M-D3 |
| |
| |
351-352 |
voor sommige andere vrouwen waarde schynt te hebben <
waarde heeft voor vele andere vrouwen M-D3 |
357-358 |
borst. Overigens, de < borst; de M
borst: de D1-D3 |
358 |
en < met M-D3 |
361 |
voor het tegendeel hieldt < hieldt voor het tegendeel M-D3 |
361 |
vinden zult < zult vinden Ma1
vinden zult Ma2 |
363 |
de ‘miskenning van 't genie’ noemde <
noemde de ‘miskenning van het genie’ M-D3
de ‘miskenning van het genie’ noemde D4 |
364 |
haar aangebeden < haar M-D4 |
365-366 |
Te dikwyls reeds is er gezegd < Het is reeds te dikwijls gezegd M-D3 |
366 |
der ziel is < is der ziel M-D3 |
369 |
men < hij M-D3 |
369-370 |
om niet ook haar gelaat voor schoon te houden <
die niet ook haar gelaat voor schoon hield M-D3 |
370 |
daarop < er op M-D3 |
371 |
een man < iemand M-D3 |
372 |
korte < bijzonder korte M-D4 |
373 |
kalme < eene kalme M-D3 |
375 |
viel er in zyn voorkomen niets byzonders optemerken <
was er in zijn voorkomen niets bijzonders M-D3 |
377-378 |
weinigen, hem voor 't eerst ziende, op het denkbeeld komen zouden <
men, hem voor het eerst ziende, niet op het denkbeeld komen zou M-D4 |
382-383 |
terstond < dadelijk M-D3 |
389 |
vermoedelyk < waarschijnlijk M-D3 |
392-393 |
onderscheiding < onderscheidingen M-D4 |
395 |
Dichter < Hij was dichter M-D3 |
| |
| |
395 |
droomde hy < hij droomde M-D3 |
396 |
die < ze M-D3 |
397 |
hyzelf < hij M-D3 |
397 |
had in 't leven geroepen < in het leven had geroepen M-D4 |
401 |
vreemd. Hem < vreemd, hij M
vreemd: hij D1-D3 |
401 |
hy bezat < bezat M-D3 |
403 |
misschien meer < hoezeer meer M-D3
misschien iets meer D4 |
405-406 |
en daarby < daarbij M-D3 |
407-408 |
had. Hy was langzaam < had; langzaam M
had: - langzaam D1-D2d
had! - langzaam D3 |
409 |
haastig < snel M-D3 |
411 |
durfde < mogt M-D3 |
416 |
wanneer < waar M-D3 |
418 |
maakte hy - wat te snel soms - zyn vriend <
en hij maakte zijn vriend M
en hij maakte zijnen vriend D1-D3 |
418-419 |
leed. Hy was gevoelig < leed; gevoelig M
leed: gevoelig D1-D3 |
422 |
doch < maar M-D3 |
423 |
poogde zich daartegen te verzetten < zich daartegen verzetten wilde M-D3 |
425-426 |
zinnelyk < zinnelijkheid M |
430 |
vurig, en doortastend < vurig M-D3
vurig, D4 |
433 |
indien < als M-D3 |
433 |
reeds alle < alle M-D3 |
434 |
vooral van < vooral in M-D3 |
| |
| |
434 |
van een < eener M-D4 |
434 |
zeer ver < zeer M-D4 |
434-435 |
van den dagelykschen grondvorm afwykt <
afwijkt van den dagelijkschen grondvorm M-D3 |
435 |
hierom < dáárom M-D3 |
436-437 |
tot duivels of engelen maken < maken tot duivelen of engelen M-D3
tot duivelen of engelen maken D4 |
438 |
van schakeeringen < eener schakering M-D3 |
438 |
liggen < ligt M-D3 |
438-439 |
wanneer < als M-D3 |
439 |
aan waarheid gebonden is < gebonden is aan waarheid M-D3 |
440 |
trachtte < heb getracht M-D3 |
442-443 |
door overmaat van rykdom in myn oordeel belemmeren <
belemmeren in mijn oordeel door overmaat van rijkdom M-D3 |
443-445 |
daarop, onder het ontwikkelen der gebeurtenissen die ik wensch meetedeelen, ter-aanvulling terugkomen <
daarop terug komen ter aanvulling, onder het ontwikkelen der
gebeurtenissen die ik u wensch medetedeelen M-D3
daarop, onder het ontwikkelen der gebeurtenissen die ik wensch meetedeelen ter-aanvulling terugkomen D4 |
451-452 |
in zyn woorden heerschte < er heerschte in zijne woorden M-D3 |
452 |
of dat ze < of M-D3 |
452 |
de koddigheid die < het koddige dat Ma, D4
het koddige, dat Mb-D3 |
457 |
meedreven < meêgedreven hebben M-D3 |
458 |
beweren < meenen M-D3 |
459-460 |
B-straat. Niets < Bstraat, en niets Ma
Bstraat, en niets Mb
B-straat, en niets D1-D3 |
460 |
op ervaring te hooren bogen < te hooren bogen op ervaring M-D3 |
| |
| |
463 |
lotwisseling < lotwisselingen M-D4 |
464 |
veranderingen < lotwisselingen M-D4 |
464 |
werden < zijn M-D3 |
466-468 |
zeker soort van gemoederen, die niet zyn toegerust met de vatbaarheid om indrukken optevangen en te verwerken <
de ziel van sommigen M-D3 |
469 |
al de < alle M-D3 |
470 |
zy < die M-D3 |
471 |
die < die Ma1
welke Ma2 |
471 |
belangryk < groote M-D4 |
471 |
in 1789 aanving < aanving in 1789 M-D3 |
475 |
hiertoe < daartoe M-D3 |
475 |
schenen < schijnen M-D3 |
481 |
in den loop der gebeurtenissen betrokken te zyn <
betrokken te zijn in den loop der gebeurtenissen M-D3 |
482-483 |
medemensch. Men stelle zich voor, hoe < medemensch; hoe M
medemensch, hoe D1-D3 |
485 |
de velen die < wie M-D3 |
487 |
den < den
Ma1
een' Ma2, D1
een D2-D3 |
487 |
aan 't volk tracht te leeren < trachtte te leeren aan het volk M
tracht te leeren aan het volk D1-D3
aan het volk tracht te leeren D4 |
491-492 |
welke rechtstreeks door uiterlyke omstandigheden veroorzaakt wordt <
welke geboren wordt uit uiterlijke omstandigheden M-D3
welke uit uiterlyke omstandigheden geboren wordt D4 |
493 |
toen < als M-D3 |
496 |
Jezus < Christus Ma
Christus Mb-D4 |
| |
| |
496 |
waar < als M-D3 |
499 |
zyn, veel geleden, < zijn... M-D3
zyn, veel geleden... D4 |
501 |
Deze < Die M-D3 |
501 |
eenmaal < eens M-D3 |
505-507 |
vele landen bezocht, en omgang gehad met lieden van allerlei ras en stand, zeden, vooroordeelen, godsdienst en gelaatskleur <
Frankrijk, Duitschland, Belgie, Italie, Zwitserland, Engeland, Spanje,
Portugal, Rusland, Egypte, Arabie, Indië, China en Amerika bezocht Ma
Frankrijk, Duitschland, België, Italië, Zwitserland, Engeland, Spanje,
Portugal, Rusland, Egypte, Arabie, Indië, China en Amerika bezocht Mb
Frankrijk, Duitschland, België, Italië, Zwitserland, Engeland, Spanje,
Portugal, Rusland, Egypte, Arabië, Indië, China en Amerika bezocht D1-D3
vele landen bezocht, en omgang gehad met lieden van allerlei ras
en stand, zeden, veroordeelen, godsdienst en gelaatskleur D4* |
509-510 |
't leven niet was doorgegaan < niet het leven was doorgegaan M-D3
het leven niet was doorgegaan D4 |
511-512 |
moge ons de vlugheid van zyn geest borg wezen <
zij ons borg de vlugheid van zijnen geest M-D3 |
513 |
verwondering < de verwondering M-D3 |
514-515 |
op zyn gelaat te lezen was < te lezen was op zijn gelaat M-D3 |
515 |
sprak er uit < was er in M-D3 |
520-521 |
‘kleine Max’ < de kleine Max Ma
de kleine Max Mb-D3
kleine Max D4 |
521 |
omdat < wijl M-D3 |
525 |
dikwyls < altijd M-D3 |
525-526 |
konden doen < doen konden M-D3 |
527 |
die gaarne zyn Patriam canimus meezong <
zong gaarne zijn ‘Patriam canimus’ meê M-D3 |
529 |
met verlof te Amsterdam was < in Amsterdam was met verlof Ma
in Amsterdam was met verlof Mb-D3
te Amsterdam was met verlof D4 |
| |
| |
530-531 |
een neger op geschilderd was < op geschilderd was een neger M-D3 |
534 |
uit den wagen had geholpen < had geholpen uit den wagen M |
535 |
Wanneer < Als M-D3 |
535 |
deze < die M-D3 |
536 |
ik < ik het Ma1
ik Ma2 |
536 |
ze < het Ma1
ze Ma2
die Mb-D3 |
540 |
viel < was M-D3 |
|
|