60-61 |
vinden, en daaruit zien < vinden; gij zult er uit zien M
vinden: gij zult er uit zien D1-D3 |
67 |
onder. Maar dien verzwyg ik < onder, doch ik verzwijg dien M
onder; doch ik verzwijg dien D1-D3
onder, maar dien verzwijg ik D4 |
69 |
Waarde < Lieve M-D3 |
70 |
daar zoo < zoo M-D3 |
70 |
wilde verheffen < verheffen wilde Ma1
wilde verheffen Ma2 |
71-72 |
dat die Sjaalman - zoo zal ik hem maar blyven noemen - als de man me by-dag had gezien, zich <
als Sjaalman, - zoo zal ik hem maar blijven noemen - mij bij dag had gezien, dat hij zich Ma
als Sjaalman, - zoo zal ik hem maar blijven noemen - mij bij dag had gezien, dat hij zich Mb-D3
dat die Sjaalman - zoo zal ik hem maar blyven noemen - als hy my by-dag had gezien, zich D4 |
77-78 |
ziek was, of dood, of zoo-iets < ziek of dood was M-D4 |
82 |
zulke dingen < zoo iets M-D3
zoo-iets D4 |
86 |
heb je < hebt ge M-D4 |
87 |
zei hierop < zeide Ma
zeide, Mb-D3 |
89 |
er < om er M-D3 |
89 |
hartig woordje < woordje M-D3 |
101 |
had, want ik < had; ik M-D3 |
104 |
komt. Wat < komt; en wat M-D3 |
107 |
Frits!’ Zoo ging het, en < Frits;’ - en Ma
Frits;’ - en Mb
Frits!’ - en D1-D3 |
109 |
terstond < dadelijk M-D3 |
112 |
Toch moet ik erkennen < Ik wil U nu maar terstond zeggen M
Ik wil u nu maar terstond zeggen D1-D3 |