Woord vooraf
Een omvangrijke editie als deze historisch-kritische uitgave van Multatuli's Max Havelaar kan alleen tot stand komen dank zij de medewerking van velen. Bij het tot stand brengen van dit boek heb ik herhaalde malen een beroep kunnen doen op verschillende personen en instellingen, die ik hierbij mijn dank wil betuigen.
Het onderzoek dat aan deze editie ten grondslag ligt, is mogelijk gemaakt door een aanstelling als wetenschappelijk medewerker aan het voormalige Bureau Basisvoorziening Tekstedities van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (voor 6/10 fte), gedurende de periode van 1 augustus 1984 tot 1 juli 1990. Deze laatste datum is tevens het tijdstip waarop de kopij is afgesloten.
Bij het onderzoek heb ik veel daadwerkelijke hulp mogen ondervinden van de leden van de projectcommissie-Max Havelaar: mevrouw M.Th.C. Mathijsen-Verkooijen en de heren C. Fasseur, A.A.P. Francken en A.L. Sötemann. Zij hebben hun taak buitengewoon consciëntieus opgevat en niet alleen de hoofdlijnen van het onderzoek bewaakt, maar zich ook vaak tot in details met de inhoud van de uitgave beziggehouden.
Ik dank de vaste staf van het Bureau Basisvoorziening Tekstedities, inmiddels de afdeling Neerlandica van het Constantijn Huygens Instituut, - het hoofd van het Bureau H.T.M. van Vliet en de dames J.L.V. Janssen-Spoel en C.I. Klützow - voor hun hulp bij de totstandkoming van dit boek. Vooral in de periode nadat mijn aanstelling bij het Bureau was beëindigd en de produktie van het boek nog moest worden verzorgd, hebben zij zeer veel werk voor deze uitgave verricht. Mevrouw Janssen heeft bovendien zeer gewaardeerde assistentie verleend bij het onderzoek.
Ook ben ik dank verschuldigd aan de heer T. Haan, die van april 1987 tot juli 1988 vanwege de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen aan het Havelaar-project heeft meegewerkt.
Mijn voormalige collega's P.G. de Bruijn, L.A.M. Jansen, J.C.A. Luijten en J.B. Robert dank ik voor hun hulp bij het samenstellen van de Bibliografie.
Het Bestuur van het Multatuli-Genootschap bedank ik in de persoon van zijn voorzitter H. van den Bergh voor de bereidwilligheid waarmee het handschrift van Max Havelaar voor de gehele onderzoeksperiode in bruikleen werd gegeven.
Vele malen heb ik een beroep mogen doen op de hulp van de conservatoren van het Multatuli-Museum, mevrouw J.A. Roelfsema-Tenge en