toonen kon! Zeker, zeker, God zou er genoegen
mee nemen, als-i onaangediend en ongeroepen in den hemel kwam.
Sterven dus! Heel goed, als-i maar geweten had, hoe? In-weerwil van
deze onzekerheid stond z'n voornemen byna vast. Byna! Want het afscheidnemen
van z'n plannen, van z'n droombeelden, van z'n toekomst, viel hem zeer
moeielyk. En zelfs het verledene, hoe dor en schraal ook, bood hem
gezichtspunten aan waarvan hy de oogen niet kon afwenden. Die verschyning in
den Schouwburg... die dubbelgangster van Femke... hemel, de rozeknopjes! Ook
die immers lagen in z'n lessenaar op 't kantoor, geborgen in z'n zakboek, in 't
zakboek dat-i anders altyd op 't hart droeg - schoon 't hem zéér
deed, als-i vuile praatjes aanhoorde by 't postkantoor! - maar dat-i nu voor 't
eerst had weggesloten om er niet mee bezwaard te zyn op z'n voorgenomen tocht
naar ‘buiten.’ Mocht-i aan sterven denken zoolang hy dat pand niet
had teruggehaald om het te vrywaren tegen hoon? En nog iets! Was 't niet al te
jammer, van deze wereld te scheiden voor-i zeker wist hoeveel prinselyks er
stak in Femke, hoeveel van 'n bleekmeisjen in die prinses? Hy begreep niet hoe
hy zoo lang zich had kunnen bezighouden met allerlei andere onderwerpen, en
vond het onverantwoordelyk zoo'n raadsel onopgelost achtertelaten.
Leven dus, leven! Makkelyk gezegd, als-i maar geweten had waar-i
slapen zou? En... eten! Z'n sarrende fantazie hield hem 'n monster-boterham van
Vrouw Claus voor, en hy begon nu werkelyk zich te verbeelden dat z'n honger
onuitstaanbaar was. Stoffelyke behoefte nam de overhand op smart van anderen
aard - daar is ze voor! - en hy begon afgunstig te worden op 't lot van
Jakob Claesz. Want, meende hy, in zoo'n onbeschaafd Vuurland waren zeker
allerlei vruchtboomen, en er groeide niets eetbaars in den
Haarlemmer-Hout. Die
Laurens Coster had ook beter gedaan, vygen
en ananassen te planten - of al waren 't dan maar burgerlyke appels en peeren
geweest! - dan zich bezigtehouden met de uitvinding van die vervelende
drukkunst! Wat heeft 'n dolend wildemannetje daaraan? En wat baatte hem nu z'n
braaf oppassen by Pennewip? O, die vervloekte beschaving! Hy verlangde naar 'n
voorwerp waarop-i z'n woede kon koelen, al ware het, byv. 'n bende Vuurlanders
geweest. Dan had-i geweten wat het Noodlot van hem verlangde: stryden en...
overwonnen worden, nu ja, en men zou hem opeten, ook. In-godsnaam!
Daartegenover immers stond altyd de kans dat