komende omstandigheid
aanbood die verlokkend werkte op de beoordeeling van 't verhandelde. Geen onzer
is in-staat den oorsprong van z'n indrukken nauwkeurig te bepalen, noch met
juistheid het aandeel te schiften dat velerlei invloeden uitoefenen op ons
oordeel. De kennismaking met het stukje nieuwe wereld waarin Wouter aanving
zich te bewegen, ging vergezeld van zulke onaangename byzaken, dat-i moeite zou
gehad hebben de gesprekken die hy aanhoorde schoon of belangryk te vinden, al
hadden de sprekers Bilderdyk's
Floris gerepeteerd, of 'n preek opgezegd. In-plaats
van de gulle ontvangst die hem was te-beurt gevallen by Vrouw Claus, voelde hy
zich geplaagd door 'n onbevredigden eetlust die hand-over-hand toenam.
Bovendien... komaan, we zullen 't woord dat niet gaarne uit m'n pen vloeit, in
den mond leggen van de sprekende personen-zelf, die niet te goed zyn voor 't
platste:
- Zeg eens, Dieper, vindje niet dat het hier erg stinkt? vroeg de
oudeheer met roerende vertrouwelykheid.
De plichttrouwe boekhouder toonde zich deze neerbuiging ten-volle
waard. Hy volbracht de by zulke gelegenheden voorgeschreven hand- en
voetgrepen: pen in de gleuf van 't opgeslagen boek... één stap
achteruit... de handen gewreven, en:
- Ja, m'nheer, 't stinkt hier wel... 'n beetje.
Dat ‘beetje’ was kostelyk. Het moest er volstrekt by, om
't gelyk-geven aan m'nheer Kopperlith niet te doen ontaarden in 'n vermetele
aanranding der eer van m'nheer Kopperlith's kantoor. Zoo zeilt de wyze tusschen
twee klippen door!
- Ja, ja, papa, bevestigde Pompile, 't stinkt hier heel erg. Dat
komt van de grachten, niet waar, Dieper?
- Zeker, jongeheer, 't komt van de grachten...
En, alsof deze betuiging niet voldoende was om den jongen patroon
tevreden te stellen, bezwoer de boekhouder deze meening met de plechtige
woorden:
- Ik heb de intieme fiktie, m'nheer, dat het alleen van de
grachten komt!
- Ei? vroeg of zei m'nheer Kopperlith.
- Ja, m'nheer! En... 't is zoo'n... modderlucht, vindt u niet?
Dieper had zeer gerust de kwalifikatie 'n paar graden on-