vrouw Kalbb al gezien? Wèl, wat zei
ze?
- Ze zei niets, m'nheer.
- Zoo, zei ze niets? Dat komt omdat ze niet wist dat je hier jongste
bediende bent, anders zou ze je zeker wel iets... gezegd hebben, of... 'n
boodschap opgedragen, of zoo-iets, want... ze is m'n zuster, weetje! Dat moet
je goed onthouden. En hoe is 't afgeloopen met dat borduurpatroon?
Wouter's triumf over de afgedongen vier stuivers, werd eenigszins
gematigd door 't gefronsd voorhoofd van Pompile, toen deze de buitensporigheid
van z'n lichtzinnige wederhelft te weten kwam:
- Binnen geweest? Zelf de jonge-mevrouw gesproken! Ei... zoo?
Binnen-geweest in de zykamer? Waarom ben je binnen geweest?
- M'nheer, stamelde Wouter, die bemerkte dat-i 'n fout begaan had,
m'nheer, de meid zei dat mevrouw me liet roepen, en dat ik... binnenkomen
moest.
- De meid, de meid! Wat geef je-n-om 'n meid? Zoo'n meid kan wel
zeggen... kyk, dit is nu zóó, weetje? Als ik je wat opdraag, dan
moetje-n-altyd...
Men hoorde een sloffenden tred in den gang. 't Spyt me. Want ik had
gaarne eens vernomen hoe Wouter zich in 't vervolg zou te gedragen hebben,
wanneer ‘de jonge-mevrouw’ hem door de meid liet binnenroepen?
Pompile brak op-eens z'n onderricht af:
- Daar is papa! Ik zal je voorstellen aan papa. Je moet nu zoo goed
wezen heel beleefd te zyn tegen papa. Dag, papa!
De eerwaardige gedaante van den ouden heer Kopperlith schoof 't
kantoor in. Met 'n welbehagelyk lachje nam hy de nederige begroetingen van
Dieper en Wilkens in ontvangst, en ook op Wouter spatte een drupjen af, van den
genadestroom dien hy zich alleredelmoedigst ontvloeien liet.
- Zoo, is dat de jonge Pieterse? Wel, mannetje, nu moet je maar
braaf oppassen, dan kan er iets degelyks van je groeien. Je bent ons
gerekommandeerd door m'nheer Dieper...
De boekhouder trad 'n pas achterwaarts, en maakte een beweging
alsof-i nogmaals verschooning vroeg voor 'n stoutheid die hy scheen begaan te
hebben. Maar de oude heer glimlachte weder. Goddank, Dieper zou voorloopig niet
ge-