zoo
onnoodig! Die oude magere heer nam 't hem volstrekt niet kwalyk dat-i bestond,
en zelfs niet dat-i dáár was.
- Houd je gemak, jongeheer. Uwe-n-is zeker de jongeheer Pieterse?
Ja, ja, ik weet er van. Heel goed! Wel, jongeheer, zal uwe hier zoo op 't
kantoor komen? Nu, dat is best! Houd je gemak... houd je gemak, en stoor je
niet aan my. Ik ben de boekhouder...
Wouter had gebukt en gebogen en geknikt, en zich voorgenomen,
wanneer-i eens weer in den handel ging, z'n hoed op 't hoofd te houden... om
dien te kunnen afnemen als er iemand binnen kwam, gelyk z'n moeder had
voorgeschreven. Want hy voelde dat dit ontbrak aan z'n begroeting van den heer
Dieper. Die vriendelyke oudeheer moest hem wel voor zeer lomp aanzien. En dit
was-i niet, waarlyk niet! Hy had integendeel 'n gevoel van dankbaarheid aan den
heer Dieper, die hem zoo minzaam kwam verlossen uit z'n drukkende eenzaamheid.
Om daarvan iets te doen blyken, bleef hy staan, zelfs toen de gulle boekhouder
hem nògeens had toegevoegd: ‘houd je gemak, jongeheer... ik ben de
boekhouder.’
En alweer onderzocht Wouter niet, of deze
maatschappelyke-standbelydenis misschien beduidde: ‘ga nu maar zitten,
nu! Straks als “de heeren” komen, is 't wat anders!’
Deze zin kon door hem onmogelyk aan Dieper's woorden gehecht worden, omdat in
zyn oog, 'n boekhouder ter-nauwernood 'n minder verheven wezen was, dan de
‘patroon’ zelf. Het verschil tusschen deze beide standpunten
ontsnapte aan z'n waarnemingsvermogen, en hy zou dus - àls-i kon
geroepen zyn tot schatting - hierin dezelfde fout gemaakt hebben als 'n kind
dat verwonderd vraagt, waarom de wolken nooit voorbyschuiven achter de maan
om?
De uitdrukking van Dieper's gelaat was één doorgaande
vriendelykheid. Hy verdween 'n oogenblik in de alkoof die tegenover de vensters
wand vormde, en kwam weldra terug in boekhouders-uniform, d.i. in 'n gryzen
langen jas die veel beleefd had, en met 'n zwart kalotjen op z'n witte haren.
Want: ‘soms was er tocht op 't kantoor.’ Zoo verzekerde hy aan
Wouter, die 'n gebaar maakte alsof hy deze mededeeling met innige dankbaarheid
aannam, en ze vergelden zou by de eerste gelegenheid...
Och, hy had zoo graag dien goeden ouden heer Dieper 'n