eiland, die zoo verschrikte
by 't ontwaren van menschelyke voetstappen? Och, in deze wildernis...
Aan den wand hingen hier-en-daar bundels papieren, onder bescherming
van kartonnen bladen die allerlei opschriften droegen, welke Wouter verlegen
maakten. Daar waren Cognossementen, Fakturen, Vrachtbrieven, en zelfs:
Diverse Nota's. En die opschriften waren omgeven van 'n gekoperdrukten
rand vol bloemen, rankwerk, hoornen van overvloed en allerlei krullen, welk
bywerk beheerscht werd door 'n piernaakten Merkurius, die op wolken zat, en
heel pedant neerkeek op de epigrafen en de weelderige arabesken aan den rand.
De wolken waren gemerkt O & K, N0... later in te vullen by
eventueel gebruik.
- Dat is de god des Koophandels, dacht Wouter. Zou nu zoo'n god ook
begonnen zyn met leerlingetjen op 'n kantoor te worden? Hoe leî men het
toch aan in 't oude Griekenland, om iets te worden in de wereld? O, ik weet wel
dat die fabelleer gekheid is, maar de luî die zulke geschiedenissen
uitdachten, moeten zich toch 'n voorstelling gemaakt hebben van 't begin der
zaken. Van wie had die Merkurius rekenen geleerd? Dáármee toch
moet men aanvangen. Ik zal goed oppassen... kapitaal staat tot kapitaal,
gelyk interest tot interest... dàt geeft dàt, wat geeft
dàt? En dan vermenigvuldigen. En dan deelen met het voorste. En als
er breuken zyn... lastig is 't, nu ja, maar ik zoek den algemeenen noemer. Ja,
ja, ik zal goed m'n best doen, zooals de dokter gezegd heeft...
Daar werd weer gestommeld in den gang. Misschien zette een der
meiden 'n ‘luiwagen’ buiten de keuken. Of ze smeet 'n
‘varken’ de deur uit...
Wouter zette zich in postuur voor dien luiwagen, en voor dat varken,
en voor de meid die er over baasde. Helaas, nog altyd kwam er niemand. Hy had
nog niets ‘in den handel’ verricht, nog geen enkele evenredigheid
opgelost, geen noemer bruikbaar gemaakt voor 'n heel ristje breuken tegelyk, en
toch... hy was vermoeid! De klok sloeg al, of pas, negen. ‘Reeds’
voor iemand die sedert vyf uren worstelde met z'n gedachten. ‘Pas’
negen uur, voor 'n werkmannetje dat zoo graag wou uitmunten, en nu al
vóór 't aanvangen van den arbeid, zich geknakt voelde door
uitgeputheid. Wouter onderging hiervan den onbewusten indruk, en werd bitter
verdrietig. Beheerscht door 't denkbeeld dat z'n voornaamste werk in rekenen
zou bestaan, angstig dat-i niet voldoen zou