Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ideën VI (1878)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ideën VI
Afbeelding van Ideën VIToon afbeelding van titelpagina van Ideën VI

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.70 MB)

ebook (3.10 MB)

XML (0.80 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

aforismen
verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ideën VI

(1878)– Multatuli–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

1190.

Waarlyk, er begon kans te komen, dat de deur ten-laatste zou geopend worden. Dat Wouter eindelyk in een der gangetjes iemand naderen zag, zou wat veel beweerd zyn, en alweer aan sommige kunstrechters die in polemiek op hun gemak gesteld zyn, gelegenheid geven tot de bakerlyke aanklacht van overdryving. Neen, Wouter zag niets in die duisternis, maar wel kwam 't hem voor, dat de duisternis zelf zich begon te bewegen. Er schoof iets zwarts over den zwarten grond. En dat zwarte werd - zonder overyling altyd - wat bruiner en gryzer en lichter... waarachtig, er naderde een menschelyk wezen. Heel natuurlyk. Gerrit Sloos kwam de deur openen, en beslofte reeds de ruimte naast de paktafel. Nog één sekonde, en de slotbrug van het tooverkasteel zou worden opgehaald. Wat vreemds lag daarin? Voor u en my niets, lezer, maar Wouter was aan 't versteenen geraakt, en stond op het punt vasttegroeien in z'n wachtstemming. Alle verwondering over de moeielykheid om in dat heiligdom doortedringen, was zoo volslagen geweken, dat hy, nu de deur eindelyk geopend werd, zich niet kon onthouden van eenige verbazing over het tegendeel. 't Scheelde weinig of hy had aan Gerrit Sloos gevraagd, of-i zich ook vergiste? In-plaats

[pagina 307]
[p. 307]

daarvan echter nam hy - voor de hoeveelste maal nu reeds! - z'n hoedjen af, en Gerrit keek vragend tot hem op. Wouter stotterde iets.

 

- Ben jy Pieterse, de jongeheer die hier op 't kantoor komen zou?

- J... a... a, m'nheer!

- Zoo? Je hoeft geen m'nheer tegen me te zeggen. Ik hiet Gerrit... Gerrit Sloos, weetje. Eigenlyk is m'n naam Schlossmann, maar och... wat heeft 'n mensch aan die moffekuren, niet waar? Daarom zeg ik maar Sloos, en zoo teeken ik ook, want... ik ben de knecht, weetje, de kantoorknecht. Kom maar in!

 

Wouter daalde de drie trappen af, die toegang verleenden naar het hol. Z'n eerste beweging, toen-i naast de paktafel stond, was 'n onwillekeurige greep naar z'n neus. Want... de stank was onverdragelyk.

- O né, zei Gerrit, als antwoordende op dit welsprekend gebaar. Dat reukjen is niet van 't magazyn - ik zeg maar kelder, weetje, want zoo zeien we vroeger toen de ouweheer-zelf nog meedeed - die lucht is van den kelder niet, maar van de riolen, weetje!

Zoo troost een edle ziel haar deelgenoot in 't lyden!

- O zoo, zei Wouter, alsof deze opmerking de pestlucht veranderde in 'n geur. O... zoo!

- Ja, van de riolen. Daarom ook staat al dat goed daar tegen den muur op planken, zieje. Als 't den grond raakte, zou 't verrotten. Kom mee naar 't kantoor. Maar je komt veel te vroeg, want we benne-n-in den komkommertyd. Dan is er niet veel te doen, dat begryp je-n-ook wel. Maar hoor eens, je mot niet vóór schellen, aan den kelder - de jongeheeren zeggen tegenwoordig: magazyn... fransche wind allemaal... 'n engelsche notting, weetje! Nou, ze hebben 't van dien mallen Wullekes! - je mot het kantoor ingaan in de Vellestraat. Ik zal 't je wyzen. Voor vandaag komt het er nou niet op aan, omdat het de eerste keer is, en omdat je 't niet weet. Je ziet, ik heb je opengedaan...

 

Gelukkig!

 

...maar anders, weetje, wie op 't kantoor wezen mot, komt in door de Vellestraat. 't Is heel makkelyk te vinden... als je-n-'t maar eens weet. En daarom zal ik 't je wyzen. Kom

[pagina 308]
[p. 308]

maar mee. Maar zet je hoedjen op. Je hoeft tegen my zoo beleefd niet te wezen, want ik ben de knecht maar, weetje. De heeren komen straks, zoo tegen negenen. 't Is komkommertyd, moet je denken. En daarom heb je zoo lang gewacht voor ik je opendeed. Want ik zat in de keuken, en ik zei tegen de meid dat zy zou opendoen - in den bovengang, weetje - want dat het zeker 'n nieuwe aschkarreman was, die nog niet wist waar-i schellen moest. Maar ze wou niet - 'n lui beest is ze! - en ik zei: 't gaat my niet aan, want we benne-n-in den komkommertyd, en dan wordt er zoo vroeg niet aan den kelder gescheld door iemand die de zaken kent. Dat zal jyzelf ook wel te zien krygen, als je hier 'n tydje geweest bent. Weetje hoe lang ik hier al dien?

 

Wouter klaagde zich aan van verzuim. Hoe drommel kon-i zich veroorloven niet te weten hoe lang Gerrit Sloos reeds in dienst was van Ouwetyd & Kopperlith? De booswicht stamelde vol schuldbesef dat-i 't niet wist.

 

- Nou, raad eens!

 

Elk ander zou 'n cyfer genoemd hebben. Wouter was te stipt, te vol geweten, om aan zeker getal jaren de voorkeur te geven boven 'n ander getal. Waarom twintig? Waarom dertig? Waarom meer of minder? Hy bleef er by dat-i 't ‘heusch’ niet wist, en ook geen kans zag het te raden.

 

- Zoo? Nou, dan zal ik 't je zeggen. Verléje Pinkster was 't drie-en-veertig jaar. Wat zeg je dáárvan?

- Hè!

- Ja, 't is 'n lange tyd, niet waar? Als je 'r vóór staat, denk je dat het wat is. En als 't voorby is... weet je wat het dan is? Niemendal... 'n engelsche notting! Dat zal je zien, als je-n-'n ouwe kerel wordt, want nu ben je maar 'n jong borssie. 't Zal me benieuwen of je-n-'t zult kunnen vinden met Wullekes, met m'nheer Wullekes. Want tegen hem moet je ‘m'nheer’ zeggen, schoon ik 'm gekend heb zoo kaal als 'n luis. Toen had-i geen nagels om met permissie... z'n neus te snuiten, en hy liep me na als 't horloge van 'n trekschipper die 'n ouwe juffrouw ziet aankomen. Maar nou... wind, wind, allemaal wind! En wat is 't? 'n engelsche notting! En z'n vrouw - ook 'n gekkin van de bovenste plank! - praat altyd over prinsessen die ze-n-eens gezien heeft. Né, die Wullekes... wie 'm kent, koopt 'm niet! Nou, je zal 't zelf zien en ondervinden, als je tyd van leven hebt. Ieder moet

[pagina 309]
[p. 309]

maar altyd z'n eigen weg gaan, en dat doe-n-ik dan ook. Maar die Wullekes...

Kyk, hier is 't. Tusschen de olievaten moet je door - 't is hier altyd even smerig, dat komt van 't lekken, want die vaten lekken altyd - maar eerst moet je door de stokvischbeukery, en als je dat doet, kom je vanzelf op 't kantoor.

 

Wanneer Gerrit Sloos met dit ‘vanzelf’ bedoelde: gemakkelyk, geleidelyk, zonder omslag, en wat men zou kunnen noemen: op 'n niet onprettige manier... 't zy zoo! Over den smaak valt niet te twisten. Gerrit zal 't maar zoo by-wyze van spreken gezegd hebben.

 

Onder 't luisteren naar al deze mededeelingen, had Wouter den half-onderaardschen weg afgelegd, die van de Keizersgracht naar de dwarsstraat leidde, waar men den ingang tot het kantoor van de heeren Ouwetyd & Kopperlith te zoeken had. Hy prentte die stokvischbeukery en den gang naast het oliepakhuis diep in z'n geheugen, om zeker te zyn dat-i nooit weer zou worden overgeleverd aan de spitsroeden die hem zoo hadden gepynigd aan den voorkant van 't huis. Dat die verheven stokvisch-industrie en dat oliepakhuis, niets te maken hadden met de ‘zaak’ waarin Wouter leerling werd, zal de lezer wel begrypen. Er lag op dat terrein 'n servituut van doorgang, en de stokvischbeuker moest gedoogen dat er op de deurpost van z'n lokaal 'n ovaal bordje pronkte met het opschrift: ‘Ingang naar 't kantoor van Ouwetyd & Kopperlith.’ Ook de olieman mocht den doortocht niet versperren, doch hy nam z'n verplichting zoo nauw op, dat men er gewoonlyk niet dóór kon zonder 'n paar smeervlekken meetenemen. Juffrouw Pieterse heeft daarover vaak gekeven, en ook Wouter-zelf vond het heel onaangenaam. Maar... had-i zich dan voorgesteld, met de wereld in aanraking te kunnen komen zònder bezoedeling? Beste jongen, dat gaat niet!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken