sche, maar juist
deze plicht viel hem zoo moeielyk. Gelyk te verwachten was, voerde hy 'n zeer
zwaren stryd tegen de byna onbedwingbare neiging tot afdwalen. Niemand is beter
in-staat dit te begrypen dan de lezer, die na al 't vorige wel evenveel moeite
hebben zal als Wouter-zelf, om belangtestellen in 't kantoor van de heeren
Ouwetyd & Kopperlith.
- Zeker, zeker, dacht hy - nu-en-dan overluid - ik zal braaf
oppassen, en terdeeg m'n best doen, en werken tot ik moê ben, en zorgen
dat ieder tevreden over my is, maar... zou ik nu daarom niet eerst Femken eens
mogen spreken? Zou dàt nu oorzaak kunnen zyn, dat ik m'n plicht in den
handel verwaarloosde? Mag ik haar niet gaan zeggen dat ik weet waar ze m'n
prent bewaart, en... wie zy eigenlyk is? En mag ik niet vragen aan Vrouw Claus,
wie haar in 't hoofd gezet heeft dat ik op 'n paard reed? En dat ik 'n sabel
op-zy had... 'n kleintje, zei ze. Nu, klein of groot, ik wou dat het waar was,
maar... hoe komt ze 'r aan?
En... dat Stakkervrouwtje?
En... dat portret!
Ik wil en zàl denken aan m'n werk, alleen aan m'n werk, en
aan de heeren Ouwetyd & Kopperlith. Straks ga ik naar hun kantoor, en zal
daar mooi schryven, en goed rekenen, want... ik ken den heelen
‘Strabbe’ en moeielyker dan van Strabbe, zullen de
sommen op zoo'n kantoor toch wel niet wezen, denk ik. En al was dit zoo, dan
zal ik... neen, neen, moeielyker dan van Strabbe, zyn de sommen op zoo'n
kantoor zeker niet! Zouden nu zulke heeren-zelf ook den heelen Strabbe
doorgewerkt hebben? Wie heeft hen daartoe aangespoord toen ze jong waren. Dat
ik de eerste ben geworden by Pennewip, heb ik aan Femke te danken.
Waarom toch vertelde zy aan haar moeder, dat ik 't knapste jongetje van de
school was? Want dat was niet waar... o, in lang niet! Later... ja, toen ik 't
geworden was om haar plezier te doen. En nu zegt dokter Holsma dat ik veel te
weinig weet, en pas beginnen moet iets te leeren. En dat ik nog wel tien jaar
lang, of veel langer nog, aan niets mag denken dan aan m'n werk! Alle Grieken
zullen vermoord zyn, voor ik 'n wezenlyke man ben. En... Femke zal trouwen met
'n matroos, of 'n timmerman, of... met 'n schipper die 'n bonte muts draagt,
of... met 'n prins, als ze wil!
Die man scheen veel ontzag voor haar te hebben, en de ander ook.
Och, hoe prachtig stond zy op die tafel! Wie zou gedacht hebben, dat ze zoo...
grootsch was! Maar... wat kwam