geloopen...
- Daar is-i, daar is-i! riep de heele familie om 't hardst, hy zit
zoowaar in dokter's koets!
Deze opmerking verdreef alle andere indrukken, en Kaatje's
geruststellende taak viel byzonder ligt. Eigenlyk had ze niets hoeven te
zeggen. 't Kwam er niet meer op aan, waar Wouter geweest was...nu reed
hy in 'n koetsje. In 's hemelsnaam, wat wil men meer?
- By dokter ontbeten? Gut, mensch, wat zeg je! En... en... waarom
heeft de koetsier z'n beeremuts niet op?
De verwonderde Kaatje beriep zich op 't saizoen, en vond de
ontvangst die haar te-beurt viel, zeer zonderling. De verdenking die zy
koesterde omtrent Wouter's geestvermogens, ontving nieuw voedsel door de
vreemde manier waarop haar boodschap beantwoord werd. 't Scheen wel dat de
heele familie... 'n beetje...
- En heeft-i wezenlyk by dokter ontbeten? Begryp eens, Trui...
ontbeten!
- J... a, juffrouw, hy heeft by ons... ontbeten! O ja, zeker,
ontbeten... m'nheer heeft het gezegd.
- By den dokter? En... ontbeten, zeg je? Op den
Kolveniersburgwal?
- Wel zeker! Waar anders? Maar... wat zou dat?
- En... is-i wel fatsoenlyk geweest?
- Gut ja, juffrouw, maar...
- En nu zit hy met den dokter in de koets?
- Wel zeker, juffrouw! Maar...
- Hoor 'ns hier, vryster, ik zal jou eens wat zeggen, maar je moet
er niemand over spreken. Hy is 'n zonderling kind, weetje...
- Ja, zuchtte Kaatje, volkomen overtuigd. Dàt weet ik!
- Zoo? Weetje 't? En weetje-n-ook waarom? Dàt zal ik
je nu eens vertellen. Hy is zoo'n zonderling kind, omdat - ga jy even op-zy,
Petrò, en jy ook Mine... Trui kan blyven, maar kyk op je werk! - hy is
zoo zonderling en dingsig, weetje, omdat ik, toen ik zwaar van 'm was...
- Gut, juffrouw!
- Ja, vryster! Toen heb ik gedroomd van 'n kapel die 'n olifant
voorttrok. Begryp je 't nu?
- O ja, ja, ja, precies, juffrouw! Ik begryp 't nu heel