verweekt oorvlies van den
Zuidenaar, dan voelt men zich geneigd het vertelsel over Napoleon's
ingenomenheid met hollandsche tooneelspeelkunst, te houden voor 'n...
hollandsche ophemelary.
Wel was hyzelf artist, doch in den zeer bekrompen zin van 't woord.
Pius VII had volkomen gelyk met z'n:
comico... commediante... tragico! Hy ‘pozeerde’ waar 't in
z'n kraam te-pas kwam, en wist
Talma te gebruiken om de houding te leeren
van iemand die gekroond wordt. Maar juist dit bewyst dat hy geen besef had van
kunst òm kunst. Hóóger in dit opzicht had hy gestaan,
wanneer-i Talma genoopt had naar hèm te komen zien, om in hèm 't
model van 'n groot man te bestudeeren. Er is iets komieks in deze verwisseling
van rol, en de artist zou in z'n recht geweest zyn, hem by 't lesvragen te
antwoorden: ‘laat my dan kronen, my, myn houding,
myn gelaat, en de plooien van myn mantel, die 't weten
zullen, halfbakken Sire, hoe ze zich te gedragen hebben by zoo'n
gelegenheid.’ Maar dit antwoordde Talma niet, waaruit 'n menschenkenner
kan opmaken dat hy evenmin geboren Koning was, als z'n keizerlyke leerling
'nwaar artist. Die twee beunhaasden om 't hardst in majesteit en
kunstgevoel. Wie me begrypen wil, vrage zich af, of ooit 'n moeder aan 'n
aktrice zou verzoeken haar voortedoen hoe men z'n kind liefkoost?
Napoleon wàs artist, wel zeker!
Maar hy was dit slechts van beroep. Hy was artist... op de poëzie
na. Zoo noemt zich 'n schacheraar in oudheden - voire 'n fabrikant van
oudheden! - antiquaire. By 't zien van elk voorwerp, dat den naïven
beoefenaar der poëzie van 't antiek in verrukking brengt, vraagt de man
van zaken - in dit geval van zeer kleine zaken - ‘wat het geeft?’
Of: ‘aan welken dwaas zou ik dit exemplaartjen 't voordeeligst kunnen
afzetten?’
Als ‘onze’ Wattier den franschen potentaat zoo goed
bevallen was, had hy haar waarschynlyk marketentster by de gardes
d'honneur gemaakt, met den last door deklamatie, poseen mimiek,
hollandsche jongeluî optewekken tot frans-bataafsche geestdrift. Er
blykt, dunkt me, dat-i haar talent hiertoe onvoldoende achtte, want het mensch
is ambteloos gestorven. Waarschynlyk ook arm, want men kende haar talent toe,
en ze was 'n Hollandsche. Ik weet van haar levensgeschiedenis niets, doch houd
me verzekerd dat Kappelman, om zich op de goedkoopste manier aftemaken van
erkentelykheid en be-