zich verborg en opsloot, om
ruimte te maken voor zyn geestdrift. In zulke stemmingen bestaan er in 't
Heelal slechts twee dingen: niemendal en... ik! De gansche schepping verliest,
als 'n trouwende vrouw, haar naam by 't huwelyk met die ééne
gewaarwording, met dat ééne gevoel: ze gaat er in op.
Wouter's oogen dwaalden langs uithangborden, en naambordjes op de
hoeken der straten. Z'n onverschillige blik las:
‘Botermarkt’ en: ‘hier gaat men uit
porren.’ Ook kon-i te weten komen waar kousen te-koop waren, of
wagens te-huur, en wie 'n smid was, of 'n timmerman, of... ‘in’ 't
een-of-ander...
Lieve god, wat doet er dat alles toe? Hy had Femke's hand gekust!
Welk verstandig wezen kon 't in z'n hoofd krygen dat er, na dàt
evenement, iets aan gelegen lag of men op die markt boter verkocht, of
schoensmeer? Of die man ‘uit porren’ ging, of
‘in’ effekten was? Hoe mal toch, dat duizenden en duizenden op de
wereld zich bleven aanstellen alsof er niets byzonders gebeurd was! Zelfs de
straatsteenen lagen daar precies als naar gewoonte, en toch -
wáár was het! - hy had Femke's vingertoppen gekust, en zy had hem
‘broeder’ genoemd!
't Is wel jammer dat de wereld niet verging in dien zomernacht.
Horatius had er 'n aardige illustratie by
gewonnen voor z'n fractus illabitur orbis. Ik geloof waarlyk dat Wouter
by zoo'n kataklysme zou overeind gebleven zyn, en - voor 't byna ondenkbaar
geval dat-i notitie van de zaak had genomen - hoogstens gevraagd hebben: of
zy zich bezeerd had?
Het kan den lezer die eenigszins op de hoogte van z'n tyd is, bekend
zyn dat de wereld niet verging, en dat er op dien vrydag-nacht naar oude
gewoonte 'n saterdag volgde, die ook alweer niet de laatste van z'n soort is
gebleven.
Wouter vergaf aan de zon dat zy opging, aan de Botermarkt dat ze
Botermarkt heette, aan den porder dat-i porde, aan den effektenman dat-i
‘in’ effekten was, hy vergaf alles aan allen omdat hy zich zoo
gelukkig voelde.
Toch kostte het hem eenige moeite, overtuigd te blyven dat het
gebeurde geen droom was. Dit noopte hem zich de geschiedenis van de vyf laatste
uren herhaaldelyk voortezeggen, om verzekerd te zyn dat nergens 'n gaping was,
zooals die welke men gewoonlyk in gewrochten der verbeelding aantreft. De
slotsom was bevredigend, maar toch... hoe jammer,