1150.
Wat den twyfel aan de welgemeendheid van koninklyke Volksliefde
betreft, vergeten we nooit dan ook ‘ce bon peuple’ geen
grein oprechter is dan de meest geveinsde Machiavel. Al wat men van 't Volk
zeggen kan, is dat het evenmin pozitief valsch is. Het schreeuwt
‘vivat!’ en denkt... niet juist altyd het tegendeel, maar
gemakshalve niemendal.
By de zeer byzondere gelegenheid die ik bezig ben te vereeuwigen met
m'n mozaïktroffel, maakten de vergaderde vorsten zich schuldig aan 'n
verzuim dat hen in de oogen des volks zeer benadeelde. Niemand strooide geld
uit het portier, zelfs geen zilver. En onze Paltsgravin was de laatste die op
't denkbeeld komen zou - 't was zoo warm! - dat deze speciaal-vorstelyke
manifestatie aan de feestelykheid ontbrak.
Ze werd hieraan evenwel herinnerd door Prins Erik, den jonkman van
zoo-even, die op-nieuw haar rytuig naderde, ditmaal gevolgd door 'n lakei op 'n
bezweet paard. Hy kwam vertellen dat z'n zuster - 't Waldkätzchen?
- hem 'n boodschap had gezonden uit ‘Awercric.’ En:
- Palatine, auriez-vous par hasard quelques douzaines de
frédérics à me prêter? vroeg hy.
- Che parie que z'est pour elle!
- Si!
- Elle fait donc angcore l'angrachée, che pangse!
- C'est possible! Mais en tout cas, il ne faut pas la laisser