Ideën VI
(1878)– Multatuli– Auteursrechtvrij
[pagina 144]
| |
De lezer maakt kennis met een der meestberoemde Nederlanders van deze eeuw. ‘En de Heere zeide tot Satan: zie, al wat myn knecht Job heeft, zy in uw hand! Alleen strek uw hand niet aan hem uit.’ Hoe jufrouw Laps door vuur van de straat verhinderd werd deze voorwaarde te breken. Een-en-ander over de kalmte van beschermengelen.1140.- Tast jy maar gerust toe, m'n jongen, en seneer je niet! Of wil je misschien eerst je jasjen uittrekken, want daar je nu toch van-nacht hier blyft, zieje, om op me te passen...
Wouter hield z'n jasje voorloopig aan.
- En... 'n lekker likeurtje heb ik ook voor je... 't is beste! Van Fockink, weetje, die z'n fabriek heeft in... die nauwe straat, je weet wel. Je moet nooit door die straat gaan, want daar wonen gemeene vrouwluî, en die staan aan de deur, zieje, en dat 's niet goed voor 'n jonkman als jy.
De ‘jonkman’ Wouter keek heel vreemd op, maar ik zou jokken als ik zei dat-i boos was. Juffrouw Laps had met aanbiddenswaardige handigheid hem 'n paar tweede-luitenants epauletten op schouder gespykerd... z'n eersten rang! En | |
[pagina 145]
| |
welke jongen neemt dit kwalyk? De verheffing tot jonkman was streelender nog dan 't ‘in den handel’ zyn.
Maar toch, er bleek dat-i verlegen was met z'n nieuwbakken hoogheid. Althans juffrouw Laps vond goed zich te houden alsof ze verstond dat-i toelichting wachtte. De dozis vleiery moest onverkort worden toegemeten.
- Wel wis en zeker, Wouter, je bent'n jonkman, wist je dàt niet? 't Komt omdat ze je thuis altyd zoo kinderachtig behandelen. Ik zeg dat je-n-'n jonkman bent, zoo goed als de beste! Denk je, byv. dat ik zooveel van... Stoffel houd als van jou? Waarachtig niet! Volstrekt niet! In 't geheel niet! Ik houd veel meer van jou. Wil je-n-'n pyp rooken? Je bent er mans genoeg toe. Wel zeker, waarom zou je niet 'n pypie rooken, net als andere mannen?
‘Mannen!’
Help, Fancy!
Wouter antwoordde dat-i ‘nog niet’ rooken kon. 't Kostte hem moeite dit te zeggen. Hy was beschaamd over zooveel kinderachtigheid, maar hy moest wel oprecht zyn omdat 'n eerste poging om Stoffel natedoen in deze uiting van mannelykheid, zoo byzonder ziekelyk was afgeloopen dat het voorstel tot herhaling hem schrik aanjoeg.
- Zóó? Rook je niet...
Ze liet het ‘nog’ weg.
... rook je niet! Heel goed! Eigenlyk is 't 'n verkeerde gewoonte van de mannen. Dat eeuwige gerook! Ik ken meer jongeluî die niet rooken. Daar heb je, byv. Piet Hammel - hy is zoo oud als jy, maar wat kleiner, en vryt met 'n nichtje van me - die rookt ook niet.
Iemand zoo oud als hy, maar kleiner, en die al aan ‘vryen’ deed: help, Fancy!
- Ja, ze willen trouwen, zoo tegen... ik weet niet wanneer. Maar... trouwen willen ze! Zoodat ik maar zeggen wil dat je-n-'n effetieve jonkman bent. 't Is heel mal dat ze je-n-altyd behandelen als 'n kind! Dàt heb ik wel al honderdmaal aan je moeder gezegd. Daar heb je nu, byv. om 'reis iets te noemen... zoo-even op-straat. Ik was bang, niet waar? Omdat ik maar 'n zwakke vrouw ben, weetje? En 't was nacht, niet waar? Denk je dat ik nog bang was, toen jy naast me liep? Geen zier! En waarom niet? Wèl, omdat ieder zien kon dat ik 'n manspersoon by me had. Ik had je best | |
[pagina 146]
| |
'n arm kunnen geven - je bent heusch grooter dan ik - maar ik deed het niet, omdat je-n-'n pakje droeg. En, bovendien... de menschen praten zoo! Want, zieje, de wacht had het kunnen zien, en dan in de buurt overal rondvertellen dat ik 's nachts met 'n heer liep.
‘Met 'n heer!’
Fancy!
- Want 'n mensch moet altyd zorgen voor z'n fatsoen! Hier binnen'skamers is 't wat ànders, heel wat anders! Gut, ik weet wel dat jy geen kwaad van me vertellen zult. Wie 'n vrouw bekladt, is geen ware man, dit weet je-n-ook wel.
Ja, dit wist Wouter, al was er meer diepte in z'n besef van loyauteit, dan helderheid in 't begrip van: ‘bekladden.’ Hy vertaalde juffrouw Laps' maxime in z'n boekentermen, en las voor: ‘vrouw’ en: ‘man’ de hem gemeenzamer uitdrukkingen: dame en: ridder.
't Mensch werd dus ditmaal beter begrepen dan zyzelf verwachten of weten kon. Gesteld eens dat Wouter ontevreden ware geweest over de likeur - par impossible, want ze was van Fockink - of dat de olie waarmee ze haar aardappelen bakte, naar bejaardheid had gesmaakt - onmogelyk alweer, want ze bakte met boter, die niet eens veel slechter was dan de gewoonte der hollandsche vervalschings-industrie meebrengt - jazelfs al had-i grond gevonden tot het maken van gewichtiger aanmerkingen... meent men dat ridder Wouter dame Laps zou hebben geschandvlekt? Nooit... ‘by m'n zwaard!’
De menschkunde van juffrouw Laps ging niet ver genoeg om dit intezien, of althans om hierop zonder de minste voorzorg te vertrouwen. Voor iemand die maar zoowat beunhaasde in menschenkennis, was 't inderdaad al bekwaam genoeg dat ze zoo korrekt de loopgraven trok om de belegerde vesting. Had ze inderdaad menschkunde bezeten, ze zou geweten hebben dat ze kon stormloopen in alle gerustheid. Maar... dan had ze tevens - door geestelyke oefening veredeld! - geen lust gevoeld in zulke krygstochtjes, en dus 't heele vestinkje met vrede gelaten. Zooals nu de zaken stonden, sukkelde zy, zoo goed en kwaad het gaan wilde, maar voort met de kleine middeltjes die leiden moesten naar 'n mikroskopisch doeltje.
Wat drommel, men kan toch niet meer doen dan roeien met de riemen die men hééft! Brave hoogstrevende lezer, | |
[pagina 147]
| |
wees niet boozer op de goeie juffrouw Laps dan u past, en vooral... minacht de wetenschappelyke laagte niet van haar taktiekje. Ik ken menigen dokter in allerbespiegelendste wysbegeerte, die niet in-staat zou geweest zyn het mensch voorby- of natestreven op 't zielkundig terrein dat ze hier betrad, en dat toch, wel beschouwd, niet eens 't hare was. Want - wie zal dit begrypen? - haar scherpzinnigheid was minder wysgeerig dan sexueel. Nooit immers zou 'n man - overigens gelyk begaafd - uit de sobere gegevens die háár ten-dienste stonden, een zóó praktisch operatie-plan tegen Wouter hebben kunnen samenknutselen. En, omgekeerd, zy zou minder bekwaamheid hebben aan den dag gelegd, wanneer niet haar kinderachtig plannetjen in-verband had gestaan met verwrongen geslachtsdrift.
Wie billyk oordeelt - en, zonder broodnyd... als dat mogelyk is: zie zekere Noot op 448! - vindt haar strategische wendingen om te kussen! Wouter had waarlyk behoefte aan voorlichting van 'n paar gepensioneerde generaals, om uittemaken of er tegen zulken vyand verdediging mogelyk was?
En... Fancy? Wendde ze treurig 't hoofd af? Meesmuilde zy? Begon ze te schreien? Brak zy in jammerklacht uit?
Teekent haar de artist - die m'n werken illustreeren... zou, als ik 't geluk had geen Hollander te zyn - wordt ze hier door den schilder voorgesteld in gebogen houding, handenwringend?
Vlucht ze heen?
Wat toch doet hier onze Fancy?
Komaan, artisten - die m'n werken niet illustreert, omdat ik maar 'n Hollander ben, in-plaats van 'n zevende-klas buitenlandsche beroemdheid! - komaan, ik zal u helpen. Weg met die tranen op Fancy's wangen...
Een geest weent niet om zoo weinig!
Weg met die geknakte gestalte...
Geesten bukken niet onder zoo geringen last!
Ze weende niet, en boog niet, en vluchtte niet. Ze deed niets van dit alles!
Kalm en ernstig - 'n glimlach misstond er niet by! - zette zy haar kans-verevening aan den arbeid. Geschiedde | |
[pagina 148]
| |
daar op die bovenkamer iets te véél... welnu, er zou méér geschieden, elders of hier!
Aventuur op aventuur, storm op storm, spanning op spanning...
Halt! roepen wy menschjes by zulke gelegenheid. We vreezen dat de natuur der dingen, die slechts in feiten spreken kan, taal zal te-kort komen omdat haar feiten òpraken.
Aventuur op aventuur! Is 't u te veel? Ei, ziedaar... 'n nieuwen schok!
Spanning op spanning? Te sterk, meent ge? Welaan... dàn 'n nieuwen takel aan de koord geslagen... ze kan méér dragen, méér heffen, en knappen zal ze niet!
Storm op storm! Te hevig, meent ge? De sterke Fancy geneest uw angst met 'n orkaan!
En ze glimlacht!
Want, ziet ge.., gy, A, zy is niet A! Want, ziet ge, B... zy is niet B! En ook C is ze niet! En D niet! En de rest niet!
Zy is Fancy, de groote, de ryke, de machtige, de majestueuze.
Zy is de Natuur die alles in voorraad heeft, en ryker wordt, al gevende. Zy is er geen tiphon armer om, al heeft ze gister nieuwe vastlanden opgestormd uit den oceaan, al heeft ze zoo-even met den adem van haar mond melkwegen gezuiverd van nevelvlekken.
De lezer begrypt dus dat en waarom ze zich niet zeer angstig toonde voor 't gelukken der menschenkennige kunstjes van juffrouw Laps. En ik verzoek hem uit-bestwil, z'n deel te nemen van die kalmte. |
|