Wouter's oogen flikkerden.
...ik wou je vragen of misschien... je zoon Stoffel...
Stoffel zette 'n allerzonderlingst gezicht, dat zeker alle
moordenaars uitmuntend zou bevallen hebben, omdat het 'n geruststelling bevatte
voor de toekomst van 't métier.
- Maar, juffrouw Laps, vroeg-i, heb je dan geen kat in huis?
- Een kat? Ben je mal? 'n Kat tegen moordenaars?
- Né, juffrouw, niet tegen moordenaars. Maar 'n kat die
misschien je aardappels heeft opgegeten?
- Ik weet van geen kat! Ik weet dat de stad vol gemeen volk is, dat
de menschen vermoordt zonder dat er 'n haan na kraait! Niet dat ik om m'n leven
geef, gut neen, niet... zie zóóveel! Als de Heer me roept, zal ik
zeggen: laat je dienstmaagd gaan in vrede. M'n oogen hebben je heerlykheid
gezien! En dan...
- Maar, mensch, waarom heb je niet op je zolder gezocht, of onder je
bed?
- Dat mocht ik niet, juffrouw Pieterse! Wien God bewaart, is
wèlbewaard, maar... men mag den Heer niet verzoeken! Op m'n zolder ga ik
niet, en onder m'n bed kyk ik niet, voor alle wereldsch goed niet! Want
dáár zit-i zeker! En juist daarom wou ik je vragen of... je
zoon... Stoffel... of - als Stoffel geen senie heeft - byv. je zoon... Laurens,
of...
- Maar... waarom heeft uwe niet liever de buren er by geroepen,
juffrouw?
Aldus sprak Stoffel.
- De buren? Nou, je moet ze kennen, die buren! De man onder me durft
geen schoothondjen aan, laat staan, 'n moordenaar! En naast me woont er een
die... wat zal ik je zeggen, 't is 'n jonkman, en je weet dat ik me niet graag
in opspraak breng. Want... 'n mensch moet zorgen voor z'n fatsoen, en nooit
ergernis geven, dat weet je-n-ook wel.
Niemand kwam op de gedachte, haar te vragen wie of wat Stoffel dan
voor 'n wezen was? Géén jonkman? Zoud-i misschien ‘door z'n
school’ boven wereldsche verdenking verheven zyn?
- En bovendien, ging de verlokster voort, meen je dat al die mannen
kerasie hebben? Ik zeg neen! Ze zyn zoo bang