- Op goed zedelyk gedrag, moeder!
- Ja, goed zedelyk gedrag... hoor je wel, Wouter? Precies wat ik je
altyd gezegd heb. En... er is uitzicht op salaris. Hoe vind je dàt,
Stoffel?
- Ja, moeder, maar... hy moet lust in werken hebben.
- Daar moet je dan voor zorgen, Wouter! Lust in werken, zieje. Heb
ik je niet altyd precies 'tzelfde gezegd? En... ze vragen: ‘P.G.’
Dat ben je, goddank!
- Ja, moeder, dat is-i!
- En, Stoffel, als jy nu eens den brief schreef? Wat dunkt je
dáárvan?
- Maar... er staat: eigenhandig!
- Wel zeker! Als jy nu eens 'n eigenhandigen brief schreef. Dat is
toch altyd beter, niet waar, dan dat zoo'n kind het doet?
Stoffel slaagde niet zonder moeite in 't begrypelyk maken dat hier
zeer in 't byzonder de eigenhandigheid van Wouter zelf bedoeld werd, en dat de
zyne - hoe mooi ook - in dit geval niet baten kon. Wouter werd dus aan 't
schryven gezet.
- Maar... wat moet ik er boven zetten?
- Weet je dàt weer niet? 't Is heel eenvoudig! Je moet
schryven: Weledele Heeren! Er staat immers dat het 'n gevestigde
handelszaak is?
- Ja, zei de moeder. En zet er by dat je vader ook 'n zaak heeft
gehad, 'n zaak, zieje. We verkochten schoenen uit Parys. Anders denken
ze dat-i schoenmaker geweest is, en dat stáát niet.
- En schryf dat je de-n-eerste bent op je school...
- En dat je van de Protestantsche Godsdienst bent...
- En van goed zedelyk gedrag...
- En dat je zooveel lust in werken hebt. Zieje, dan geven ze je
misschien terstond salaris.
Na eenige vruchtelooze pogingen op de lei, slaagde Wouter eindelyk
in 't voor-den-dag brengen van 'n staatsstuk dat aan alle eischen voldeed. 't
Adres werd, na rype deliberatie: Aan de Weledele Heeren, den heeren...
motto: ‘handel.’
Maar... 't frankeeren? Hoe te voldoen aan deze voorwaarde, als de
jonge handels-kandidaat den brief bezorgde in persoon? Stoffel had al z'n
wysheid noodig om te berekenen dat de Weledele Heeren... motto: handel,
in dit byzonder geval wel iets door de vingers zouden zien. ‘Maar,
zeid-i, zeg 't er dan